arten wijn.
Charlot kon bijna niet meer. "Ik hem nog kans me het staaltje te
trekken!" zei ze. Dan wierd er eerst fijn gelachen, en men zong al van:
"Charlot is van de brug het water in gevalle!"
Er kwamen nog looze vinken met bloemkool, enz. enz. Er was een aangename
angst, en honderd zottigheden werden er verteld. Men dronk maar, en de
wijn sloeg naar het hoofd. Maar toen kwam de voorlaatste schotel; jonge
duiven met kriekenspijs. Stans gaf haar kind van de spijs met haren
vinger, dat hij seffens zoo rood werd als een indiaantje. Een
boerenknecht bracht een tweede schotel, maar de kleine sloeg er zijn
pollekens in, en de telloor viel met de duifkens in stukken op den
grond; tot veler verheuging, want ze waren raar die nog apetijtelijk
aten.
Stans gaf daarop heur kind een schudding en de kleine begon brand en
moord te schreeuwen. Zij opende haar jak, wrong er een dikke witte borst
uit, en stak ze in 't roodbekriekt gezicht van 't schreeuwend jong. De
kleine sloeg er zijn vettige handekens op en begost te zuigen, 't Rood
van zijn gezichtje plakte seffens op haar witte borst.
Men werd uitbundig. Pallieter, die Marieke nevens hem voelde, dat
schoone kind, nam haar in de lenden, en drukte met bekriekten mond een
kus op haar wang waarop een rood plaksken bleef, en seffens wierd al wat
vrouw was, door het mannenvolk gekust. Het was een gelachen getier
waarboven uit het kind kriaalde.
Stans vergat de borst in haar jak te steken en zij zwabberde en waggelde
mee met de lachschokken van haar dik lijf. Glazen vielen kapot en
flesschen rolden van de tafel.
De zon zakte.
Maar daar op een draagbert brachten twee man de groote tellooren
rijspap. Van dees gerecht hong alles af. Iedereen gaf zijn laatste
courage. Een magere tooverheks en Pallieter alleen aten hun schotel
leeg. En toen moest er staaltje getrokken worden tusschen meneer
Pastoor, Marieke, Charel Verlinden en Charlot. Er was een ongeduldig
afwachten. Iedereen stond rond Pallieter, zwijgend en zenuwachtig, en
een luid gejuich brak los als de dikke boteropkooper het kleinste
strooiken trok.
Maar de dikke boer ging loopen. "Pak hem vast!" riep Pallieter.
"Charlot, breng de teiloor!" De boeren grepen Charel vast, die spartelde
lijk een varken om los te geraken, en Charlot, kwam met de enorme
schotel afgeloopen, maar zij lachte zoodanig, dat ze in haar rokken
waterde, en de schotel in honderd stukken vallen liet. Charel Verlinden
danste verheugd met de armen
|