erd er heerlijk en uitbundig van, en hij boog zich naar
de korenaren, trok er een handsvol uit met wortel en al, en draaide er
mee boven zijnen kop.
Hij riep "Dju, Dju!" en Beiaard versnelde den pootslag en rok zijn lijf
wat langer uit.
't Werd een rappe rit nu op den malschen weg, die kronkelde en keerde
lijk een ardeenschen waterloop.
Beiaard hong er in 't keeren scheef van, en Marieke wrong de manen rond
haar handen en gichelde van 't lachen.
Zoo kwamen zij op den veldhoogte vol met groen en graan.
Daar hield Beiaard stil, en versloeg zijn dorst aan eene beek.
Marieke keerde zich om tot Pallieter en was buiten asem, hare boezemkes
gingen rap op en neer, zij kost er bijna niet van spreken, en dopte het
zweet met haar halsdoeksken weg.
Zij bezag Pallieter voldaan, en hare oogen werden grooter dan anders.
Hij tikte op haar handen en wees haar de vier torens die men van hier
zien kon liggen: Duffel, Mijlstraat, Huut en Mechelen.
Nu lag de Reinaert ver vandaan, heel ver achter de boomen aan den
achtersten Nethedraai.
Van hier gezien was 't Netheland weeldrig en uitverkoren als een borst
der aarde.
De korenvelden, en bruine en groenbeplante grond, met hoeven en hooge
boomen er op, zakten verdeeld in ongelijke vierkanten naar de lage
beemden, die zonken in de Nethe, en aan den overkant rees de grond er
even vruchtbaar uit, maar was onzichtbaar door het hevige licht der zon.
Het licht hing in het dal gelijk eene dichte wind, en Pallieter en
Marieke konden slechts met een oog toe en een oog open de
uitgestrektheid zien.
En met zijn platte hand het dal aanwijzend, zei Pallieter:
"Dat is man beste kamer! Man salon! De loecht is man plafon, de zon man
horloge, het gers is man tapijt, de regen man gordijnen, mor ... man bed
is zonder vrijw!"
Marieke werd rood, glimlachte, zag eens zonder dat ze 't wilde,
Pallieter rats in zijn oogen, en zag dan naar omlaag.
Pallieter had het gezien, het zei hem meer dan genoeg, en het was alsof
men hem een poort opendeed vol riekende appelen.
Zoo was er dan een stilte rondom hen, terwijl in ieders hart het
grootste ding gebeurde.
Maar ineens kwam er van uit de kleere lucht een geweldig geronk. Zij
zagen beiden naar boven en, God! heel hoog in de hevig-blauwe lucht hong
een wit eendekker-vliegtuig, dat met groot gesnor, effen als op water,
door de lucht schoof.
Met beide armen er heen wijzend, liet Marieke een kres, en Pallieter
zweeg van aandoening lijk e
|