FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111  
112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   >>   >|  
rhangen van de zon! De gele soppen, die zuiver en hevig het licht droegen en scherp opstaken tegen het fijn blauw gehemelte, konden al die overmacht van licht en zon niet slikken, en lieten het naar beneden vallen en omhulden heel hunnen boom met licht. Zoo deed elke boom, en de eene boom gaf zijn licht en zijn kleur aan den andere, en al die boomen waren bijeen lijk een gulden wolk. Pallieter werd er mee omklaard. Hij ging voort en bij elken stap ruischte het, fijn in de stilte van droge, afgevallen blaren.--Ze lagen los en dik lijk tapijten en gaven een aangenamen reuk. Pallieter vond het een heerlijk geluid en hij hief zijne voeten niet meer op, maar schoof ze door de bladeren. Het geruisch wierd er voller mee. Het was fijn, het deed hem droomen! De blaren sloegen, schoven en vielen over zijn schoenen, hij speelde er mee, ging nu eens rapper, dan weer langzaam, en hij liet ze zingen, deze gele dorre bladeren, zingen, zingen, lijk een verre zee. Zoo gaande kwam hij op een geheuvelde bloote plek, vol met gele bladeren en omgeven van hooge, zware boomen en dicht struikgewas. Pallieter bleef getroffen staan, want hier stootte de zon vrij en bloot al haar macht in het kleurig boomenloof, zoo hevig, dat het geel der klepperboomen sterk was als levend goud en het rood der beukenboomen als vlam in bloed.--'t Was een heerlijkheid van toon en verf, een openvouwing van de zuiverste goudkoleuren die men denken kon; ambergeel, bruin, rood, koper, bloed, vuur, vlam en goud. En het licht der zon weefde, doopte, sproeide en danste en sloeg ze ondereen tot een vizioen van heiligen kleurenklank. Het was muziek. Het was hier nog stiller, niets verroerde; 't was roereloos als ijzer. Ineens stak Pallieter zijn hoofd luisterend vooruit. In de verte was er gegalm van vele jagershoornen.--Hei, dat geluid verinnigde het gouden koloriet der boomen! het lei als gulden kransen rond de blaren! Men zag het gegalm in de boomen!... Hij luisterde, ging schuivend door de bladeren verder, en kwam langs krinselende wegeskes, tusschen hooge boomen, in het bloote veld. Overal een zachte, fijne zon en ginder, over de Nethe, uit blauwen nevel guldden vaag, de oneindige Begijnenbosschen. Herfstdraden wandelden in de lucht, en er was een oude rapenreuk over het land. Pallieter lei zich op den buik in 't gers en beluisterde het verre hondengeblaf en 't geschal der horens, dat van uit de blauwe bosschen klonk. Heerlijk leefden de schoone horengalmen
PREV.   NEXT  
|<   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111  
112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   >>   >|  



Top keywords:

Pallieter

 

boomen

 
bladeren
 

blaren

 
zingen
 

gulden

 

bloote

 
geluid
 

gegalm

 

verroerde


ambergeel

 

stiller

 

roereloos

 
beukenboomen
 

denken

 

Ineens

 
zuiverste
 

heiligen

 

doopte

 

luisterend


weefde
 

sproeide

 
goudkoleuren
 
vizioen
 

openvouwing

 
kleurenklank
 

ondereen

 

danste

 

heerlijkheid

 

muziek


rapenreuk

 

wandelden

 

Herfstdraden

 
guldden
 

oneindige

 

Begijnenbosschen

 

Heerlijk

 

leefden

 

schoone

 

horengalmen


bosschen

 

blauwe

 
beluisterde
 

hondengeblaf

 

geschal

 

horens

 

blauwen

 

koloriet

 

gouden

 
kransen