FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128  
129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   >>  
die malkander niet konden zien, malkander nooit gezien hadden, moesten toch lachen, omdat ze wisten dat ze verkleed waren en ze sloegen er menigen fijnen, zotten slag uit. En ze zongen met den lach op den mond, terwijl de korte ster over end' weer draaide. En onregelmatig, oud en kapot en zonder voois klonk het: "Herders, brengt melk en zoetigheid, den lieven Jezus ligt en schreyt; hangt uwen langrock voor den wind, de voedstervader zorgt voor 't kind. Maria geeft hem suikerpap en Jozef brengt den windellap; den lieven Jesus krijt van dorst, Zijn moeder geeft hem haere borst. De locht vol schoone vogels vliegt, een engel met Maria wiegt, daar Jozef werkt den heelen nacht en wascht de luiers in de gracht. Nu maeckt hij vier, dan raept hij hout, want in den winter is het koud, maar nu is Jozef zeer verblijd, omdat het kind niet meer en krijt. Slaapt Jezus, slaapt Emmanuel, slaapt, grooten Prins van Israel; Duizend sielen zijn verblijd, omdat gij nu geboren sijt. Den goeden God in d'hemelpoort en is op ons niet meer gestoort, want Jezus brengt den olijf mee: dit kindje brengt ons peys en vree. Zoo Maria haer heylig kind voor 't vier in diverse doeken windt, Zijn handen spelen hier en daar van haere borst tot in haer hayr. Uyt Jezus wezen vloeit een soet, een soet, dat mijn siel leven doet; Segge ik nog: Bethleem ik mis, want nu den stal een hemel is!" Pallieter was er door gepakt, de tranen lekten van zijn kaken. De drie blinden bleven wachten, gretig naar peperkoek en geld. "Wa' moet 'k ze geve?" vroeg Charlot. "Dat is ni te betale," zei Pallieter. "Gef ons mor wa' da' menhier belieft," zeiden de blinden. "Geft ze 't half varken," gebood Pallieter. En hoe verschoten de drie venten, als hun vuile handen het vette varken betastten. Ze riepen ondereen, wild van blijdschap, en met hun drieen droegen ze eraan, lieten ster en sigarenkasken achter en sleurden en porden zingend het half verken naar 't Begijnhof. Er kwamen er nog veel totdat het avond wierd. Nog reden er Begijntjes op de hofgracht en bleef er gewoel op het Molenbeemdeken. "Nij gon ek oek schaverdijne," zei Pallieter. Hij kleedde zich er naar, en ging langs den hof naar buiten. Hij spande de schaatsen aan, gezeten op zijn schuitje, dat half in 't water stak, bevrozen en besneeuwd. Hij danste eens rond op het besneeuwde ijs van de Nethe, en schoo
PREV.   NEXT  
|<   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128  
129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   >>  



Top keywords:

brengt

 

Pallieter

 
lieven
 

verblijd

 

slaapt

 
malkander
 
handen
 
varken
 

blinden

 

verschoten


zeiden
 

belieft

 

venten

 
gebood
 
lekten
 
bleven
 
wachten
 

peperkoek

 

gretig

 
tranen

gepakt

 

Bethleem

 

betale

 

Charlot

 

menhier

 
lieten
 

spande

 

buiten

 

kleedde

 

schaverdijne


Molenbeemdeken

 

schaatsen

 
besneeuwde
 

danste

 

besneeuwd

 

schuitje

 

gezeten

 
bevrozen
 

gewoel

 

droegen


drieen

 

achter

 

sigarenkasken

 

blijdschap

 

betastten

 
riepen
 
ondereen
 

sleurden

 

porden

 

hofgracht