FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139  
140   >>  
loor en daarop viel er een groote stilte, waarin de scherpe stem van een rechtstaand jongsken den "Onze Vader" bad. Al die ruwe handen waren gevouwen en de oogen neergeslagen; buiten kakelde een kieken om een ei te leggen. Als het gebed uit was begost ieder te eten. Pallieter zag scheel van den honger, want dat eene boterhamken van den morgen was al lang verteerd. Hij vulde zijn maag met een dertig schoongele aardappelen, waaronder er geen enkele verlegen was, en weldra bleef er van de el worst niets over dan het steertje met een koordeken eraan. Dat kreeg de poes. Terwijl zij nog bezig waren, hoorden zij op het neerhof geronk van doedelzakken, en 't getril van een schelle hobo. Een ieder sprong juichend op en liep naar buiten. Het waren vier Bohemers, drie pijpend elk op een doedelblaas en de vierde met een hobo. De mannen speelden zonder iets te zeggen, onverschillig voort. Ze waren vuil en ongewasschen, met lompen en lappen bedekt, met bonte dassen aan den hals, en pluimen op den hoed. Zij roken naar de lucht en naar den grond. Pallieter stond geslagen over de schoonheid van hun muziek. De doedels ronkten drijstemmig slepende accoorden, en het frank en helder gepiep van den hobo danste daartusschen, trillend en wippend, wond zich er rond en om, bijeenhoudend het onafgeteekend geronk van de pijpende doedels. Tegen den muur geleund, min of meer schuw van de vuile zwervers, stond het boerenvolk verwonderd te luisteren naar het muziek van andere landen. Als het lied uit was, ging de hobospeler rond met zijn pinnemuts, en kreeg van ieder wat. Toen speelden zij nog een kort lieken en trokken er met sleepende stappen van onder. "Ik gaan mee," riep Pallieter, "want dat is te schoen! Kom 'k zal elle de hoeve wijze," en hij ging mee met hen van hoeve tot hoeve, en zijn bewondering steeg voor die vuile zwervers en voor hun schoon muziek. Pallieter vroeg hen uit, maar zij antwoordden kort en onverschillig dat zij van Spanje kwamen over Frankrijk, dat ze vroeger Zuid-Rusland hadden bezocht, Italie en Tyrol, Zwitserland, en dat ze nu over Holland naar Noorwegen trokken, enz. Hij had voor hen zijn hoed kunnen afdoen, voor die mannen, die zwervend overal hun leven vulden met muziek uit alle landen. Daar was iets reuzigs in hen. 't Waren dichters. Swenst was de hemel opengebroken en nu stond de zon deugdelijk in de lucht, ze lei haren zoeten schijn over de wereld, zette purper in de bottende boomen, en tintelde zilver o
PREV.   NEXT  
|<   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139  
140   >>  



Top keywords:

Pallieter

 

muziek

 
geronk
 

onverschillig

 

doedels

 
speelden
 
mannen
 
trokken
 

zwervers

 

buiten


landen
 

onafgeteekend

 

bijeenhoudend

 
schoen
 
wippend
 
sleepende
 
verwonderd
 

luisteren

 

andere

 
hobospeler

pinnemuts

 

pijpende

 

stappen

 

geleund

 

lieken

 
boerenvolk
 

dichters

 

Swenst

 

opengebroken

 

reuzigs


overal

 

zwervend

 
vulden
 

deugdelijk

 

boomen

 

bottende

 

tintelde

 
zilver
 

purper

 

zoeten


schijn

 

wereld

 

afdoen

 

kunnen

 

trillend

 
antwoordden
 
Spanje
 

kwamen

 

schoon

 

bewondering