oode misdienaars rinkelden de bel en zwaaiden den geurigen, blauwen
wierook weg. De pastoor in gouden-purpel koorhemd, waarboven blinkend
zijn kletskop, sprenkelde met grootsch gebaar het wijwater zegenend over
heel de schoone groeiende streek.
De boeren en boerinnen hielden hunnen paternoster vast, en lazen
halfluid voor hunne vruchten, de beesten en den grond.
Heel hun leven lag daar schamel en bloot onder Gods grooten hemel. Van
den hemel hing het alles af. De Hemel vol dood en leven, kwaad en goed,
vuur en ijs, hitte, zon en lavende waters.
En zij vroegen onderdanig, als tolk voor de sprakeloosheid van 't zaad,
de boomen en de vruchten: "Heere verhoor mijn gebed met uwe ooren, neem
mijn klagelijk bidden in uwe waarheid, verhoor mij in uwe
rechtveerdigheid.... Want de vijand heeft mijn ziel vervolgd, hij heeft
in de aarde mijn ziele vernederd." 't Was de smeeking van de vruchten en
het zaad en de boomen na den langen winter, den vijand: "Hij heeft mij
gesteld in donker, gelijk de dooden der wereld. Om uwen naam, Heere,
zult Gij mij levend maken. Gij zult mijne ziel van de tribulatie
uitleiden en mijne vijanden geheel vernielen. Gij zult vernielen allen
die mijn ziel verdrukken; want ik ben uw dienaar!"
Het gebed der gewassen des velds! De wind danste over de aarde en nam
de woorden op. Onze Lievevrouw en heel de lichtende rij van al de
engelen en de heiligen, die den hemel verhelderden, die macht hebben om
donders tegen te houden, wateren doen stil staan en wind te keeren, al
de heiligen, maagden, martelaren, pausen, zondaren, apostelen en
belijders, tot zelfs de duizende onnoozele kinderen, ze werden allemaal
als wachters gesteld over de menschen, de hoornbeesten, en de vruchten
en de boomen.
En herhaaldelijk klonk het melodisch van zware mannenstemmen "Ora pro
nobis" en "Ora-Orate pro nobis".
Pallieter bad innig mee. Hij was vol licht en leven, 't Kraakte in hem
van geestelijken wellust. Hij had willen vlaggen zwaaien en mede rollen
in den wind.
Het bidden was hem te stil en hij verhief zijn stem en zong mee zoo luid
hij kon met de Priesters: "De profundis clamavi ad te Domine!" En als de
processie de velden was omgegaan en terugkeerde, reed hij voort het
schoone landschap door.
Het was heerlijk al dat bloeiende wit op de boomen! "'t Is het zog der
aarde dat omhoog komt en overloopt," zei Pallieter. "De zon zal er boter
van make!" De groote, blijde wind zoefde door de lucht en bromde in de
boomen.
|