FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134  
135   136   137   138   139   140   >>  
t leven, roereloos en aangedaan bezien. De zon was weg achter hooge, dunne wolken, maar de verten waren nooit zoo helder-diep en open. In de verste boomen zag men duidelijk de zwarte eksternesten, en door de takken draaiende molens van verre dorpen; heel het land lag open, heel de wereld bloot en vertoonde, als nog nooit gezien, tot aan den klaren einder den grooten rijkdom van zijn boomen. "O! de boomen! de handen van de aarde!" riep Pallieter. De handen waarmee zij haar werk volbrengt, waarmee zij bidt en juicht, al hare schoone kracht in wilden geestdrift telken jare naar den hemel heft, en waarmee zij den menschen hare schoone, zoete vruchten biedt. "Leve de boeme!" En zie, daaronder op den over-Nethedijk hong een vent in een der kanadas, met een bijl de takken af te kappen, en ginder scheerden een boer en een boerin de haag van hunnen boomgaard. Dat gaf een frisch en blij geluid in 't land, dat stil was en vol vrede. "'t Is vandaag nief maan!" riep Pallieter, "'t zal groeie dat het krokt!" en hij naar beneden om de snoeischeer. "Mor kom toch iest kaffe drinke, ge zij nog nuchter," riep Marieke. "Wij hemmen al gedaan," zei Charlot. "Seffens lifke," zei hij tot Marieke, "mor kom buite nor de lente zien, hij hangt te rieken in de loecht, och 't zal zoo goed on ons Pallieterke doen!" en hij wees op haren schoot, "hij zal er ni willen inblijve." Hij trok Marieke mee naar buiten, in den boomgaard. "Och, ziet de boeme," riep hij, "ze wippen omhoeg!" Hij plukte een mager twijgsken van een kruidnagel. "Zied is wad e plezier da taksken is, het rikt frisch lijk appelsienen," en hij stak het in Marieke heur dik haar. Ze stonden er allemaal vreemd, de boomen, in hun naakt en zwart geraamte, met hun zotgeschoten, gewrongen en gekronkelde takken, als eens uit den grond gefonteind, omhooggesperteld, en alzoo verhard en verhout in den eersten wip van hun levensgeweld. Allen hadden 't leven gewaar geworden, en de blijde kitteling er van gevoeld. Er waren daar, onder andere scheefliggende, geholde appelaars bij, die als rotsen hard schenen te zijn, dood voor de wereld, stookhout, maar de eerste lauwe wind had niet gewaaid, of ze hadden zich verroerd, hun hout gebroken, en speldekopkleine bottekes gegeven, even vlug en veel lijk het jongste abrikozenboomken. Pallieter zette het dubbel ladderken tegen een perelaar, die nog maar twee keeren had gedragen, en nog zwart en triestig was van regen en van kou. H
PREV.   NEXT  
|<   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134  
135   136   137   138   139   140   >>  



Top keywords:

Marieke

 

boomen

 
takken
 

waarmee

 

Pallieter

 
handen
 
schoone
 
boomgaard
 

hadden

 

frisch


wereld
 

willen

 

schoot

 
inblijve
 
allemaal
 
vreemd
 
geraamte
 

zotgeschoten

 

gewrongen

 
gekronkelde

gefonteind

 

stonden

 

omhoeg

 

wippen

 

plezier

 
plukte
 

taksken

 

twijgsken

 

buiten

 

appelsienen


kruidnagel

 

bottekes

 
speldekopkleine
 

gegeven

 

gebroken

 

gewaaid

 

verroerd

 
jongste
 

abrikozenboomken

 

triestig


gedragen

 

keeren

 

dubbel

 

ladderken

 

perelaar

 
geworden
 
gewaar
 

blijde

 

kitteling

 

gevoeld