FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130  
131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   >>  
geheimzinnige zwanen, ging hij naar huis. Als hij daar kwam, zaten er in de duisternis der kamer vier Begijnen met Marieke en Charlot, rond den brandewijnpot, waarboven een blauwe vlam wiegde, die hunne nieuwsgierige blikken blauwig verlichtte. De kamer rook naar verschgebakken wafelen. "Hoera!" riep Pallieter, wiens maag hol was lijk een doedelzak, en hij schoof bij hen, at een dozijntje wafelen, die hij ferm overgoot met volle pinten van den loozen brandewijn. Daarna werd de lamp opgestoken en speelde Pallieter mee met de Begijntjes het waarachtig ganzenspel, tot het tijd was om naar de middernachtmis te gaan. Pallieter zag hen na; op andere wegen zag hij nog menschen in dezelfde richting gaan. Stil werd het terug over de wereld, wit en zilver. Christus werd vandaag geboren, de schapen stonden nu met den kop naar het Oosten, en de bijen zongen in hunne korven! Het is de Vrede die moet komen over de wereld! Daar hoog pinkelden de sterren en hieronder baden de menschen voor den Vrede, den Goddelijken vrede, die vandaag over de witte wereld kwam. Pallieter voelde dat, hij werd er koud van, haalde zijn jachthoren, en op de Begijnenvest blies hij, op het koperen tuig, den witten maannacht in. De zware klanken, traag en lang geblazen, sleepten over de witte besneeuwde velden, en liepen in de Begijnenbosschen en de zilveren verten uit. Als hij binnen was, hief zich nog in een ver dorp het hoorngeschal vaag omhoog. Kinderlijk blij was Pallieter als hij met zijn zoet Marieke in de armen in het warme beddeken lag. Deze dag was schoon geweest! Een feest voor hart en ziel! Een geestelijke vreugde. En hij sliep in met den lach op den mond, wijl de wereld koud en wit daaromme lag, overal de Vrede, de Goddelijke Vrede Koning was. DOOILIED Onverwachts, na een dag dat de ijzel de stammen der boomen, het onderste der takken en alles wat nog niet besneeuwd was, met zilver had betinteld, viel de dooi in. Een plotselinge lauwte omringde en woog op alle dingen, en de besneeuwde daken en boomen en de ijskegels aan de pannen werden het seffens gewaar, en begonnen te lekken en te druppelen, de sneeuw zakte, het ijs kraakte en scheurde. Drie dagen nadien dreven de ijsschollen op de Nethe met de tijen mee. "Het fenste muziek gaat er nij over 't land," zei Pallieter tot den Pastoor. Zij beiden stonden op het steenen bruggesken van "het Hemdsmouwken", een zijarmken van de Nethe, dat door het Begijnhof zi
PREV.   NEXT  
|<   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130  
131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   >>  



Top keywords:

Pallieter

 

wereld

 
vandaag
 

besneeuwde

 

zilver

 
boomen
 
stonden
 
menschen
 

wafelen

 

Marieke


overal
 

Goddelijke

 

daaromme

 
Koning
 
besneeuwd
 
takken
 
onderste
 

Onverwachts

 

DOOILIED

 
stammen

zwanen

 

geestelijke

 

Kinderlijk

 

omhoog

 

hoorngeschal

 
geweest
 

schoon

 

beddeken

 

vreugde

 

muziek


fenste

 

geheimzinnige

 
nadien
 

dreven

 

ijsschollen

 

zijarmken

 

Begijnhof

 
Hemdsmouwken
 

bruggesken

 

Pastoor


beiden

 

steenen

 

scheurde

 

dingen

 

ijskegels

 
omringde
 
plotselinge
 

lauwte

 

pannen

 

sneeuw