FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124  
125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   >>  
ld. Gelukkiglijk was Beyaard spoedig klaar. Charlot kroop het eerst in de slee en ze reden weg. "Rap," zei ze, "want man soep." Doch ineens zag ze dat de slee een andere weg inreed. "Bruur," riep ze verbijsterd, "ge red verkierd!..." "Altijd recht deur!" zei Pallieter. "Mor 'k moet thuis zijn veur man soep!" kreet ze wanhopig. "We moette gin soep hemme," antwoordde Pallieter kalm. Hij lei de zweep op Beyaard, en rapper reden ze door het veld. Maar Charlot hield haar mond niet meer, en wilde te voet naar huis. "Hoe mier ge zaagt," riep Pallieter, "hoe rapper we rije. Ge moet mee!" "'k Zal dan over de soep zwijge," zei Charlot gelaten, maar zij voegde er nijdig bij: "Maar 'k zal er toch oep peize...." Na een kwartierken kwamen ze aan de mastebosschen en de heide die aan den Noordkant der Nethe zoo maar seffens begint, terwijl langs den Zuiderkant Brabants vette velden zich uitstrekken. Hei, de mastbosschen in den winter! Hoe schoon en heilig-plechtig was het hier! De mastboomen die, om zoo te zeggen, hunne breede armen buigend strekken om den sneeuw op te nemen. En waar ze bijeen stonden en bosschen, oneindige bosschen vormden, waar niet anders te zien was dan besneeuwden grond en besneeuwde masteboomen, voelde men zich als in een kerk. Dat was daar in die roerelooze, ongekende stilte om te bidden! Soms bleven ze stilstaan, de drie, luisterend naar die stilte die het bosch beving, en dan waren ze zoo klein van hart en zoo vol diepen eerbied, dat ze onwillens niet verder rijden durfden of er moest eerst van uit de stille, witte boschdiepte een vogel lachen, of Beyaard zijn bellen doen rinkelen. Die zingende bellen als Beyaard liep! Dat was een groot klankenfeest over de stille, besneeuwde heide. 't Was of overal bellen klingelden; het rinkelend zilverend geklank liep over de witte vlakten, het bleef in de bosschen hangen, het tuimelde, het regende uit de boomen. De kruinen waren ermee gevuld. De witte landen zongen. Ze zagen slechts, op heel hunnen weg een oud, zwartgekapmanteld vrouwken dat met een bussel sprokkelhout voortsukkelde, in de richting van een ver, klein hutteken. Overal waar ze gegaan had, gaapten hare voetsporen in de sneeuw, 't Was een lange stippellint dat vanuit het bosch in groote kromming achter het wijfken liep. Hoe genoten ze van dat rijden in de slee, glijdend over den malschen, molligen sneeuw, omringd van wit-wit, belgerinkel en heilige natuurstilte! 't Was een f
PREV.   NEXT  
|<   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124  
125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   >>  



Top keywords:

Beyaard

 

sneeuw

 
bosschen
 

Pallieter

 
bellen
 

Charlot

 

stille

 
rijden
 

stilte

 

besneeuwde


rapper

 

eerbied

 

onwillens

 
diepen
 

stippellint

 

groote

 
verder
 

gegaan

 

richting

 

voortsukkelde


boschdiepte
 

hutteken

 
durfden
 
Overal
 

gaapten

 
beving
 

roerelooze

 

ongekende

 

natuurstilte

 

voetsporen


bidden

 

luisterend

 

belgerinkel

 
stilstaan
 

heilige

 

bleven

 

voelde

 

sprokkelhout

 

regende

 

boomen


kruinen

 

masteboomen

 
tuimelde
 

hangen

 

geklank

 

vlakten

 

slechts

 

kromming

 

zongen

 
gevuld