g het aan met gelukkigen lach. Het ros
meisje ging met een verroest kroesken rond en iedereen gaf een duit of
een cent.
En de vrouw draaide de "Veuve Joyeuse", "Die Wacht am Rhein" en de wals
van "Faust". Maar daar dreef en stootte een veldwachter de jong op zij
en gebood barsch tot de verschrikte vrouw: "Hier ni spele, iets aanvrage
oep den bureau, alle hoep!"
"Ge meugd hier toch orgel spele, zooveul as ge wilt!" Zei Pallieter.
"Ja, as ze gin cente vraagt."
"Awel, ze zal er gin vrage!" riep Pallieter tot den veldwachter en dan
tot de vrouw, terwijl hij haar twee frank gaf: "Lient mij oe orgel veur
e kortieke, ik vraag gi geld, 'k mag dus spele! Alle vroem on den dans!
'k zal ik draaie want van e goe weer mut ne mensch profiteere! Hoep!" En
hij pakte den draaier vast en draaide er mee dat het orgeltje er bijna
van kraakte!
De vrouwen walsten opnieuw en de kinderen mee.
Pallieter was gelukkig, en met luide stem zong hij mee de voos van 't
lustig lied.
SNEEUW
Pallieter zag alle uren van den dag de lucht in, om er wolken te vinden
die sneeuw zouden strooien. Sneeuw, witte reine sneeuw, die het bar
gezicht des winters verheugdigt, die alles wit maakt, en heel de zwarte
aarde verjongt.
Neen, hij kwam niet, de sneeuw. Heelder dagen voeren dunne wolken door
de lucht, voortgezweept door scherpen Noorderwind, die de rappe Nethe,
de overstroomde beemden en de grachtjes had dichtgevrozen met ijs van
vijf vingeren dik. Dat was een wellust! Een hoogtij voor Palieter en
Marieke, dit glanzende, gladde ijs, waarop ze uren ver, los en vrij lijk
de vogels, wiegden en streken!
Alle morgenden waren de ruiten met vreemde ijsbloemen besponnen, maar de
kern van den Winter, de Sneeuw, de goede, vredige Sneeuw, hij zat ievers
aan den Noordpool en verroerde niet.
Pallieter snakte ernaar lijk een zieke naar zoet weer. Hij zei: "Ne
winter zonder snie is lak ne zomer zonder zon ..."
Maar in den nacht voor Kerstmis was de Sneeuw gevallen, zacht en
ongezien, in dikke, vette vlokken, aanhoudend en menigvuldig, tot het
morgend wierd ...
Pallieter, die nog van niets wist, was het eerst wakker geworden. Zijn
eerst gedachte was aan Marieke, die schoon en rustig in zijn arm sliep,
wakker te kussen, maar een wittigheid sloeg hem plots in de oogen, hij
zag naar 't open venster en zie! de tak van den notenboom die zich
altijd zoo zwart tegen de lucht afteekende, was glinsterend wit van
sneeuw. Pallieter liet een kreet. H
|