FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108  
109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   >>   >|  
e knecht, die het schip bewaakt had, met een handsvol drinkgeld naar de feestvierders gaan. "Nemt gij het kerreken mor mee," zei Pallieter, "Loebas blevt bij ons, diee zal toch niks voertvertelle. Salu!" Nu stonden Pallieter en Marieke en Loebas op het schip. Zij wilde door het valluik naar beneden gaan om zich te verkleeden, maar Pallieter zei lachend:--"Nij nog ni of wij blijven er." Dan zette zij zich van achter nevens 't roer, op het watertonneken, en zag Pallieter na, die de zeilen opensloeg, waarop een dunne wind stootte. Pallieter stak verders het schip van kant, zette zich nevens haar bij het roer en langzaam dreven ze weg, lijk een wandelstap. "Eindelijk hem 'k u," riep Pallieter en bezoende haren rooden mond. Het schip dreef door het schoone land van Reyen. Er waren hooge wolken in de frissche lucht, en in de beemden overal koeien, en ver de heuvelen met dennenbosschen begroeid. En zij zat in dat pruimpurpel kleedje sterk in Pallieters arm geprangd, wijl hij met den anderen stuurde. Haar vool waaide soms op, en als het weer neerhong nevens haar gezicht, filterde de zon er door en vergulde fijn haar roode kaken. Hij vond haar een schoon Lievevrouweken. Zij was toch zoo gelukkig; het straalde uit haar oogen, en onaangeroerd bleef het mandeke met fruit, dat Pallieter aan haar voeten had gezet. Het water rook, het gersland rook; hier en ginder stond er reeds een vergelend boomken; de zon viel in het witte zeil en hoog in de lucht trokken de kranen in driehoek naar het zuiden. Pallieter zag die vogels na, en toen viel voor 't eerst in hem het groot gevoel de wijde wereld in te trekken. Zij vonden dit alles zoo nieuw en heerlijk, dat zij het uitriepen en juichten, maar in hun hert werd heviger de zoetigheid der liefde, die zinnen bedwelmt en machten verlamt, en zij vergaten heel dien overvloed van zuivere schoonheid om maar met hun eigen te zijn. Zij waren gulzig naar elkander, zoenden omtermeest, en konden niet dicht genoeg bijeen zitten. Intusschen vaarden zij verder, en de vroege avond kwam rap in de lucht. Grijsgrauw werd de streek, de wind viel uit de zeilen, en er kwam een stilte. Zij verkenden het landschap niet meer, en in de verte werd er een lichtje aangestoken. Maar zij wisten van geen opstaan. In de stilte kwam de avonddamp over de velden gesluierd en verdikte zienderoogen. Zij stootten ineens tegen kant, en het schip bleef steken. Toen stond Pallieter recht, Ma
PREV.   NEXT  
|<   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108  
109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   >>   >|  



Top keywords:

Pallieter

 

nevens

 
zeilen
 

stilte

 
Loebas
 

heerlijk

 

uitriepen

 
juichten
 

liefde

 

mandeke


boomken

 

zoetigheid

 

trokken

 
heviger
 

onaangeroerd

 

vonden

 
trekken
 

zuiden

 

driehoek

 

ginder


vogels
 

gersland

 
gevoel
 
wereld
 

voeten

 
kranen
 

vergelend

 

konden

 

wisten

 

opstaan


aangestoken

 

lichtje

 

verkenden

 
streek
 

landschap

 

avonddamp

 

steken

 

ineens

 

stootten

 

velden


gesluierd

 

verdikte

 
zienderoogen
 

Grijsgrauw

 

schoonheid

 

zuivere

 

gulzig

 

overvloed

 

machten

 
bedwelmt