itte baren open,
en smakte en kletste tot op den dijk.
Het water kwam tot aan hun borst en sloeg op hunne schouders.
Snuivend zwom Beiaard in het waterrumoer over, en hief zich met veel
moeite, druipend lijk een regenwolk, op de dijk.
Ginder lag het vliegtuig, rondom met menschen bezet, men kost over de
koppen loopen, en een macht van waterkletsen verspreidend, kwamen zij er
voor. Het volk stoof verbaasd uiteen, en daar stond het vliegtuig wit en
licht, als om met een hand maar op te heffen.
Ze waren twee vliegers, beiden in lederen frak en een wollen pots over
de ooren.
Terwijl de eene in den zitbak olie goot, vijsde de andere aan de
geweldige peerleeren schroef. Pallieter vroeg:
"Hoeveul vraagde oem het Scheld te laten zien!"
De beide mannen lachten om deze vraag, en weigerden beslist. Maar
Pallieter bleef aandringen, verhoogde telkens den prijs, tot zij
eindelijk toegaven.
Hij wreef in zijn handen en zei: "Nij gaan we is samen in het rijk der
zon."
"Er is maar voor twee man plaats," merkte de stuurman op.
Het viel lijk een steen op Pallieter zijn hert.
"Da's spijtig, he kind," zei hij, "mor 'k neem oe dan mee in mijn ziel."
Marieke was ineens verlegen, en streelde de manen van het paard....
Een der vliegers gaf aan Pallieter zijn lederen frak, en dat zijn broek
mestnat was, deerde niet. 't Was frisch!...
Hij zat nu achter den vlieger, die het roer hield, de andere trok eenige
keeren aan de schroef, die ineens zoo hevig begon te draaien dat ze
onzichtbaar werd, en Pallieter kreeg het geweld van duizend winden op
zijn neus, de mannen hun hoeden vlogen af, en de vrouwenmenschen hun
rokken naar omhoog.
De schroef brulde, en daar rolde het spel een vijftig meters hobbelend
voort, en loste zich weg van den grond zonder dat Pallieter er iets had
van gevoeld.
Op een wip zag hij de boomen reeds onder hem, het volk liep van
verwondering mee, en ginder, in 't rood op 'n wit paard, reed Marieke op
den dijk, zij wapperde met haar zakneusdoeksken, en riep "tot straks,
tot straks!" maar daar hoorde hij natuurlijk niets van.
Met een geweldige snelheid ging het vliegtuig hooger en verder. Hij zag
verbaasd rond over de wereld, die onder hem lag, waar alles ineenkromp
en versmolt, 't Was alsof hij zitten bleef en de aarde rap draaiend in
de diepte viel.
Er was niets zwaars meer aan hem alsof hij zonder lichaam was.
Hooger en hooger! en overal zag hij de blauwe horizonnen, die zich meer
en mee
|