FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67  
68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   >>   >|  
n de lucht, en hinnikte aanhoudend. De buiten was frisch en rook bezonder fijn. De weelde van den nacht leefde nog onder het gers, en op de Nethe rok en kronkelde er zich wat witte damp, maar de verten waren klaar. Er hongen drie leeuweriken te trillen in een lichtgroene lucht, en de laatste ster verwaterde in het uiteenloopend licht van de opstijgende zon. Zij kwamen aan de beemden, hier en daar met ploegen maaiers bezet. Pallieter deed de merrie staan, en overzag met blij gemoed dit rijke zomerwerk. Er hoekten reeds breede straten van afgesneden gers doorheen, beekwater werd zichtbaar hier en daar, en de gerssapreuk kwam met stooten uit de lichtgroene afgemaaide plekken. Overal gonsden de zeiselen; er klonk van alle kanten gewet en geklop op het klankgevoelig staal en de woorden van mannen en vrouwen--klein en miniem onder het hoogopklimmend geweld van de lucht--waren in de beemdenwijdheid groot en lang. En swenst opende zich de zon en stak de wereld vol van licht tot over de horizonnen. Dat spoot stralen uit de zeisens. "Kom," zei Pallieter, "de zon heed de zeiselen geweeen." En met een "dju" reden ze verder langs den molligen weg en klaterende boomen, de open velden in. Beiaard draafde op gelijken pas en zijn pooten klopten dat de aardvlokken boven hun hoofd vlogen. Zij lachten van genot en lieten zich mee opwippen. De paardwarmte drong door hun billen en rond hun kop liep de frissche morgenlucht. Zij reden nevens groote korenvelden, met roode papavers en blauwe korenbloemekens aan den boord. Soms kwam een adem wind over de aren gewandeld, en dan gleed er op het gele koren een blinking van bleek goud. Een haas schoot schuins over den weg en daar in versch omploegde voren, tusschen witte kiekens kraaide een groene haan. Duiven toerden boven de hoeven, en waren nu eens zwart en dan weer wit, en soms hun vleugelen doorzichtig in de zon. Dien morgen was er ievers een koekoek. Marieke lachte, en het tippeken van haren witten halsdoek bleef achteruit staan en klappertrilde van den wind en van het rijden. Met scherlings op het paard te zitten en door 't geschok, waren hare rokken hoog en hooger geschorst, en alzoo zag Pallieter, ten volle uit, haar bloote beenen en boven hare rechterknie den witten garen kant van hare broek. En dat deed hem het veld en de alderblauwste lucht vergeten. Hij kost er bijna niet van spreken, en zijn hart sloeg er een klopken rapper van. Hij w
PREV.   NEXT  
|<   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67  
68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   >>   >|  



Top keywords:

Pallieter

 

lichtgroene

 

witten

 

zeiselen

 

blinking

 

omploegde

 
kraaide
 
kiekens
 

tusschen

 

groene


toerden

 

Duiven

 

schoot

 

versch

 

schuins

 

papavers

 

billen

 

frissche

 

paardwarmte

 
lieten

opwippen

 

morgenlucht

 

nevens

 

korenbloemekens

 

blauwe

 

groote

 

korenvelden

 

hoeven

 
gewandeld
 

beenen


bloote

 

rechterknie

 

geschorst

 

hooger

 

klopken

 
rapper
 

spreken

 

alderblauwste

 

vergeten

 

rokken


morgen

 
ievers
 

koekoek

 

Marieke

 

doorzichtig

 

vleugelen

 
lachte
 

tippeken

 

scherlings

 
zitten