ij vroeger placht te doen.
Den dag van den wedren was hij door zijn bezigheden bizonder bezet
geweest; maar hij had reeds des morgens het zoo geschikt, dat hij
na een vroegtijdig middagmaal naar zijn vrouw kon rijden en dan
naar den wedren, dien het geheele hof zou bijwonen en waarbij hij
derhalve niet mocht ontbreken. Bij zijn vrouw wilde hij slechts
aanrijden om welstaanshalve ten minste eens in de week haar bezocht
te hebben. Ook moest hij haar, daar het de vijftiende der maand was,
het huishoudgeld overhandigen.
XXIV.
Anna stond voor den spiegel en was met Annuschka's hulp bezig den
laatsten strik aan haar costuum te bevestigen, toen zij op het kiezel
voor het huis het geluid van een aankomend rijtuig hoorde.
"Voor Betsy is het nog te vroeg," dacht zij en zag uit het
venster. Daar zag zij de coupe en daarin den zwarten hoed en de
bekende ooren van haar echtgenoot.
"Wat ongelegen tijd! Wat zal er van worden als hij hier wil
overnachten?" dacht zij en hoewel de gedachte aan al wat daaruit kon
ontstaan haar verschrikte en beangstigde, liep zij, den geest des
leugens in zich voelend en zich aan dezen overgevend, hem toch met
vroolijk stralend gelaat te gemoet en zonder te weten wat zij sprak,
zeide zij: "O, dat is mooi! Ik hoop, dat ge den nacht over blijft." Dit
was het eerste woord, dat de geest des leugens haar ingaf: "Nu rijden
wij samen naar den wedren--jammer, dat ik al met Betsy afspraak heb
gemaakt! Zij zal mij namelijk afhalen...."
Bij het hooren van dezen naam fronste Karenin het voorhoofd. "O,
ik wil de onafscheidelijken niet scheiden," antwoordde hij op zijn
gewonen ironischen toon: "Ik ga met Michael Alexandrowitsch. De dokter
heeft mij het gaan bevolen. Ik zal dus te voet gaan en onderweg denken,
dat ik nog in de badplaats ben."
"Er is nog volstrekt geen haast," zeide Anna; "verlang je thee?" Zij
schelde. Een dienstmeisje verscheen.
"Breng thee en zeg aan Serescha, dat Alexander Alexandrowitsch hier
is.' "Hoe is het met je gezondheid?" En zij zette zich naast haar
man neder. "Ge ziet er niet goed uit."
"Neen," antwoordde hij, "vandaag heeft de dokter mij ook bezocht en
dit heeft mij veel tijd gekost. Het scheen mij toe, alsof een mijner
goede vrienden hem bij me had gezonden. Mijn gezondheid is immers
ook zoo kostbaar...."
"Nu? Wat heeft hij gezegd?" En zij vroeg hem uit over zijn
gezondheidstoestand en over zijn bezigheden en vermaande hem zich te
ontzien en naar haar t
|