De smart was hevig, maar toch voorbijgaande
geweest. Slechts een gevoel bleef over, dat van toorn tegen haar,
omdat zij al zoo lang zijn leven had bedorven.
"Zonder eer, zonder gevoel, zonder godsdienst! Een geheel bedorven
vrouw! Ik heb gedwaald, toen ik mijn leven met haar verbond, maar in
deze dwaling ligt geen slechtheid en daarom kan ik niet ongelukkig
worden. Ik heb geen schuld, maar zij. Zij gaat mij niets meer aan. Zij
bestaat voor mij niet meer...." Alles, wat haar en haar zoon, jegens
wien zijn gevoel eveneens was veranderd, betrof, hield hem niet
meer bezig. Hij stelde er nu slechts belang in, hoe hij op de beste,
welvoegelijkste, geschikste en derhalve ook rechtmatigste wijze zich
van het vuil, waarmede zij hem in haar val bespat had, kon reinigen,
om daarna zijn werkzaam, eerlijk en nuttig leven voort te zetten.
"Darjalow had deswege een duel.... Maar is de moord eens menschen een
verstandig middel om den toestand te ontwarren en de positie eener
eerlooze vrouw en haar zoon te bepalen? Of wat mogelijk, ja, zeker
geschieden zou--ik zou gedood of gewond worden--ik, de onschuldige
partij, werd gewond of gedood. Dat zou nog onzinniger zijn. Maar
ook geheel daarvan afgezien, zou de uitdaging van mijn zijde een
oneerlijke daad zijn. Want ik weet al vooruit, dat mijn vrienden
zulk een duel nimmer zouden toelaten; zij zouden niet dulden, dat
het leven van een staatsman, dat voor Rusland noodig is, aan zulk
een gevaar werd blootgesteld. Het zou slechts beteekenen, dat ik
mij door zulk een duel een valschen schijn zou geven. Derhalve, een
duel is onmogelijk en niemand zal het van mij verlangen. Een proces
tot scheiding zou een schandaal verwekken, dat mijn vijanden zouden
bezigen om mij voor de wereld te belasteren en te vernederen...."
"Bovendien was het duidelijk, dat, als door een scheiding Anna's
betrekking tot haar man werd verbroken, zij zich dan dadelijk
met haar minnaar zou vereenigen. Maar in weerwil van de volkomen
onverschilligheid voor Anna, die hij zich zelf toekende, had hij toch
een gevoel voor haar, dat hem deed wenschen, dat zij zich niet met
Wronsky vereenigen en uit haar misdrijf voordeel trekken mocht. De
voorstelling van dit laatste verbitterde hem zoozeer, dat hij reeds
bij de bloote gedachte daaraan van smart steunde en van plaats in de
coupe verwisselde; en nog lang daarna wikkelde hij met een gefronst
voorhoofd zijn magere beenen in den donzigen plaid. Na langdurig
overleg kwam Karenin
|