wilde tot iets anders overgaan. Maar
plotseling zeide Turowzin tot hem:
"Heeft u reeds van Wassja Priasnitschnikow gehoord? Men heeft mij
vandaag verteld, dat hij een duel met Kritschky gehad en hem gedood
heeft."
"Het schijnt dat men altijd de gewonde plek moet aanraken," dacht
Stipan. Hij wilde zijn zwager ter zijde voeren, maar deze vroeg
nieuwsgierig, waarom Priasnitschnikow dan geduelleerd had.
"Wegens zijn vrouw. Hij heeft recht gehandeld, hij daagde den ander
uit en doodde hem."
"Zoo!" zeide Alexei Alexandrowitsch onverschillig en ging met
opgetrokken wenkbrauwen het salon in.
"Wat ben ik blijde, dat ge gekomen zijt," zeide Dolly hier tot hem
met een verlegen lachje; "ik moet eenige woorden tot u spreken. Laat
ons gaan zitten."
"Ik wilde u juist verzoeken mij te verontschuldigen, daar ik afscheid
moet nemen. Ik moet morgen verder reizen."
Darja Alexandrowna was vast van Anna's onschuld overtuigd; zij voelde
dat zij verbleekte en dat haar lippen uit verontwaardiging tegen dien
kouden, gevoelloozen man, die zoo bedaard haar onschuldige vriendin
wilde te gronde richten, begonnen te trillen.
"Alexei Alexandrowitsch," zeide zij en zag hem vastberaden in de
oogen. "Ik heb u eerst naar Anna gevraagd en ge hebt mij geen antwoord
gegeven. Hoe gaat het haar?"
"Ik geloof, dat zij gezond is, Darja Alexandrowna," antwoordde hij,
zonder op te zien.
"Alexei Alexandrowitsch, vergeef mij, ik heb geen recht ... maar ik
heb liefde en achting voor Anna; ik bid en bezweer u, zeg mij, wat er
tusschen u is voorgevallen? Waarom beschuldigt ge haar?" Zijn voorhoofd
rimpelde zich, en terwijl hij de oogen sloot, boog hij het hoofd.
"Ik veronderstel, dat uw echtgenoot u de reden zal medegedeeld
hebben, waarom ik het noodig acht mijn tegenwoordige betrekking tot
Anna Arkadiewna te veranderen," zeide hij, zonder haar in de oogen
te zien, terwijl hij intusschen ontevreden naar Tscherbatzky zag,
die door het salon ging.
"Dat geloof ik niet, dat kan ik niet gelooven," riep Dolly met een
afwijzend gebaar en wrong haar magere handen. Zij stond haastig op
en legde haar hand op zijn arm. "Men zal ons hier storen; ik smeek u,
kom mede."
Haar opgewondenheid deelde zich ook aan hem mede. Hij stond op en
volgde haar gewillig naar de leerkamer. Zij zette zich aan de tafel,
die met wasdoek was bedekt, dat door pennemessneden was doorkorven.
"Neen, dat geloof ik niet," sprak Dolly en trachtte hem in de oogen
te zien.
"
|