FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294  
295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   >>   >|  
nog te meer beminnen, maar ik haat hem om zijn deugden. Ik kan met hem niet leven. Begrijp eens! Zijn aanblik reeds werkt physisch op mij, ik geraak er door buiten mij zelf. Ik kan, ik kan niet met hem leven. Wat zal ik doen? Ik was te voren al ongelukkig en dacht, dat men niet ongelukkiger zijn kon, maar deze troostelooze toestand, waarin ik mij nu bevind, kon ik mij niet voorstellen. Kun je gelooven, dat ik, in weerwil dat ik weet, dat hij een goed, uitstekend man is en ik niet waard ben hem te dienen, hem evenwel haat? Ja, hem juist deswege, om zijn grootmoedigheid, haat? Er bluft mij niets meer over, dan...." "De dood," wilde zij zeggen, maar Stipan liet haar niet uitspreken. "Je bent ziek, opgewonden," zeide hij. "Geloof mij, je overdrijft vreeselijk. Wat is er dan zoo verschrikkelijk?" En Stipan lachte. Niemand anders in zijn plaats zou gewaagd hebben tegenover zulk een wanhoop te lachen; maar in zijn lach lag zooveel goedhartigheid, dat hij niet beleedigde, maar zelfs de smart lenigde en deed bedaren. Zijn zachte, vertroostende woorden en zijn opgeruimdheid werkten verzachtend als amandelolie. Ook Anna gevoelde dat. "Neen Stiwa," zeide zij, ik ben verloren, neen, erger dan dat, nog niet verloren, want het einde is nog niet daar. Ik ben als een overspannen snaar, die springen moet, maar nog zoover niet is--en dat zal een verschrikkelijk einde nemen ... ja, het zal ontzettend eindigen." "Dat doet niets; men moet de snaar maar voorzichtig ontspannen. Er is geen enkele toestand, waaruit niet een uitweg is te vinden." "Ik heb nagedacht en nagedacht, maar slechts een...." Weder zag hij aan de droevig sombere uitdrukking van haar gelaat, dat naar haar inzien de eenige uitweg slechts de dood was, en hij liet haar weder niet uitspreken. "Volstrekt niet," zeide hij. "Je kunt je eigen toestand niet zoo juist beoordeelen als ik. Veroorloof mij derhalve, dat ik oprecht mijn meening zeg." Weder lachte hij behoedzaam. "Ik wil met het begin aanvangen. Je hebt een man gehuwd, die twintig jaren ouder was. Je hebt hem zonder liefde gehuwd en wist niet wat liefde was. Dat was verkeerd, nemen wij aan...." "Een verschrikkelijke dwaling," zeide Anna. "Maar ik moet herhalen, het is een niet weg te nemen daadzaak. Dan hadt je het ongeluk, een ander dan je man te beminnen. Dat is een ongeluk, maar ook een beslist feit; en je man heeft dit erkend en heeft je vergeven." Hij hield bij elken zin op, alsof hij haar tegens
PREV.   NEXT  
|<   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294  
295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   >>   >|  



Top keywords:

toestand

 

gehuwd

 
liefde
 

uitweg

 

nagedacht

 
verloren
 
slechts
 
Stipan
 

uitspreken

 

lachte


verschrikkelijk
 

beminnen

 

ongeluk

 
vergeven
 
droevig
 
gelaat
 
inzien
 

uitdrukking

 

vinden

 
sombere

enkele

 

ontzettend

 

zoover

 

springen

 

tegens

 
eindigen
 

eenige

 

waaruit

 

ontspannen

 

voorzichtig


herhalen

 

twintig

 
daadzaak
 

aanvangen

 

verschrikkelijke

 

zonder

 

dwaling

 
Veroorloof
 

derhalve

 

beoordeelen


erkend

 

Volstrekt

 

verkeerd

 

oprecht

 

behoedzaam

 
beslist
 
meening
 

goedhartigheid

 

uitstekend

 

weerwil