en. Maar Anna wist hem spoedig afleiding te geven door haar
vroolijk en beminnelijk onderhoud. Zij bracht het gesprek langzamerhand
op de schilderkunst, waarover hij als een kenner sprak; aldus kwamen
zij wandelende aan het palazzo en gingen het bezien.
"Een ding vind ik heerlijk in onze nieuwe woning," zeide Anna,
toen men weer te huis kwam, "namelijk dat je een mooi atelier zult
krijgen;--zij tutoijeerde Wronsky in het Russisch in tegenwoordigheid
van Golinitschef, dien zij reeds beschouwde als toekomstig lid van
den intiemen kring in de eenzaamheid, waarin zij leefden.
"Houdt ge u met schilderen bezig?" vroeg deze, zich levendig tot
Wronsky wendende.
"Ik heb er vroeger veel aan gedaan en wijd er mij nu weer zoo wat aan,"
zeide Wronsky blozende.
"Hij heeft een waar talent," verzekerde Anna met vuur; "ik ben geen
bevoegde beoordeelaarster, maar ik weet het van deskundigen."
XXVI.
Dit eerste tijdperk van zedelijke bevrijding en van terugkeerende
gezondheid was voor Anna een tijd van overvloeiende vreugd; de
gedachte aan het kwaad, dat zij gesticht had, kon haar in dezen
zwijmel het leven niet vergallen. Had zij aan dit ongeluk geen geluk
te danken, groot genoeg om alle wroeging verwijderd te houden? Ook
bepaalde zij haar gedachten daar niet bij. De gebeurtenissen, die
op haar ziekte waren gevolgd, van haar verzoening met Karenin tot
haar vertrek uit de echtelijke woning, schenen haar een nachtmerrie,
waarvan haar reis alleen met Wronsky haar bevrijd had. Waarom op deze
vreeselijke herinnering terug te komen? "Alles wel beschouwd," zeide
zij bij zich zelf--en deze redeneering stelde haar geweten eenigszins
gerust--"het onrecht, dat ik dezen man heb aangedaan, was vreeselijk,
doch onvermijdelijk, maar ik zal ten minste van zijn ongeluk niet
enkel voordeel trekken. Omdat ik hem doe lijden, lijd ik ook; ik
sta alles af, wat ik bemin, wat mij het dierbaarst is op de wereld:
mijn zoon en mijn goeden naam. Omdat ik gezondigd heb, verdien ik
noch mijn geluk, noch de echtscheiding, en ik neem de schande aan,
evenals de smart der scheiding."
Anna was oprecht, toen zij zoo redeneerde, maar inderdaad had zij tot
nu toe noch dit lijden, noch deze schande gekend, die zij meende als
boete te zullen kunnen dragen. Sedert zij in het buitenland waren,
vermeden beiden alle ontmoetingen, die hen in een valsche positie
hadden kunnen brengen; de weinige personen, met wie zij betrekkingen
hadden aangeknoopt, hadden gev
|