n er
niemand iets van gezegd. Alexei Alexandrowitsch zal terstond uit zijn
vertrekken komen en naar de kinderkamer gaan."
"O hemel!" zeide de kindermeid, "Karnej Wassilitsch,gij moet, het ga
hoe het ga, mijnheer terughouden, en ik zal heengaan om haar op de
een of andere wijze te verwijderen. O hemel, o hemel!"
Toen de kindermeid de kinderkamer binnentrad, vertelde Serescha zijn
moeder juist, hoe hij met Nadenka van den berg gegleden en driemaal
gevallen was. Zij luisterde naar het geluid zijner stem, beschouwde
zijn gelaat on volgde zijn gebarenspel, bevoelde zijn hand, maar
begreep niet, wat hij zeide. Zij dachten gevoelde slechts dit eene,
dat zij heengaan en hem verlaten moest. Zij had de schreden van Wassili
Lukitsch gehoord, hoe hij de deur opende en hoestte; zij hoorde ook
de schreden der naderende kindermeid, maar zij zat daar als versteend,
zij kon niet spreken en evenmin opstaan.
"Barinja, lieve barinja," zeide de kindermeid en kuste haar de handen
en schouders: "Welk een vreugde heeft God ons jarig kind bereid! U
is ook in 't geheel niet veranderd."
"Ach, lieve vrouw, ik wist niet, dat gij nog hier zijt...." zeide
Anna zich een oogenblik bezinnend.
"Ik woon ook niet hier, ik woon bij mijn dochter en ik ben slechts
gekomen om geluk te wenschen. Ach, Anna Arkadiewna, lieve...."
De kindermeid begon plotseling te weenen en kuste haar weer de handen.
Serescha's oogen straalden, en terwijl hij met de eene hand de moeder
en met de andere de kindermeid vasthield, sprong hij lachend met zijn
bloote voeten op het vloerkleed. De teederheid der kindermeid jegens
zijn moeder bracht hem in verrukking.
"Mama, zij bezoekt mij dikwijls, en als zij komt...." begon hij
maar bleef steken, toen hij zag, dat de kindermeid zijn moeder iets
influisterde, waarna zich op haar gelaat schrik en schaamte teekenden,
wat zijn moeder volstrekt niet goed stond. Zij trad naar hem toe.
"Mijn lieveling...."
Zij vermocht niet te zeggen 'vaarwel!' maar haar gelaat zeide dat
en hij verstond het: "Mijn lieve, lieve Kutik!" zei ze en noemde
hem bij den lievelingsnaam, dien ze hem als klein kind gegeven had:
"Zult ge mij niet vergeten? Gij...." Zij kon niet verder.
Hoeveel had ze hem willen zeggen; zij had hem willen verklaren,
waarom ze van hem gescheiden was; en nu gevoelde zij de onmogelijkheid
daarvan. Maar Serescha had alles begrepen, wat zij hem zeggen wilde;
hij begreep zelfs, wat de kindermeid haar toegefluisterd had.
|