eds gemaaid was. "Daar begint het moeras,
recht voor ons, waar het zoo groen wordt. Van daar loopt het naar den
rechter kant verder, zooals ik nu de paarden laat gaan. Daar ziet ge
eenige verhevenheden van den grond, daar zijn vele groote snippen,
rondom dit rietgras heen tot aan gindsch esschenboschje en tot aan
de molen Dingsda. Dat is de beste plaats. Eens heb ik daar zeventien
watersnippen geschoten. Wij moeten nu in verschillende richtingen
uit elkander gaan en elkaar bij den molen weer ontmoeten."
"Wie gaat rechts en wie links?" vroeg Stipan Arkadiewitsch. "Rechts
is het breeder, daar moet gij beiden heengaan, dan ga ik links,"
zeide hij op den onschuldigsten toon ter wereld.
"Goed! Wij zullen hem alles wegschieten!" stemde Wesslowsky toe. "Laat
ons gaan."
Zoo moest ook Lewin er mee instemmen, en zij scheidden; Lewin en
Wesslowsky met Laska gingen rechts, Stipan Arkadiewitsch met Kraak
ging links om het moeras heen. Nauwelijks waren zij aan het moeras
gekomen, toen de beide honden begonnen te zoeken. Lewin kende dit
behoedzame en onzekere zoeken van Laska; hij kende ook deze plaats
en wachte op een zwerm watersnippen.
"Wesslowsky, blijf bij me," riep hij met halfluide stem zijn achter
hem wadenden metgezel toe.
"Ik zal je niet storen. Denk niet aan mij"
"Poef, paf!" klonk het in Lewins oor. Wesslowsky had in een zwerm
eenden geschoten, die boven het moeras rondvloog. Nauwlijks vond
Lewin nog tijd om rond te zien, toen een watersnip zich liet hooren,
een tweede, een derde,--acht watersnippen verhieven zich in de lucht.
Stipan Arkadiewitsch schoot er eene van, juist toen zij haar
zigzagbeweging wilde beginnen. Toen mikte hij zonder zich te overijlen
naar een tweede, die naar het riet vloog, en zij viel onder het schot.
Lewin was minder gelukkig; hij schoot op te grooten afstand en
trof niet.
Stipan raapte zijn watersnip op en met een stralenden blik op Lewin
zeide hij: "Zoo, nu gaan wij uit elkander."
Met Lewin placht het altijd zoo te gaan, dat, wanneer zijn eerste
schoten mislukten, hij opgewonden werd, zich ergerde en ten gevolge
daarvan den geheelen dag slecht schoot. Zoo ging het hem ook heden. Er
waren zeer veel watersnippen voorhanden. Ieder oogenblik vlogen er
eenige op en Lewin had alles weer goed kunnen maken; maar hoe meer
hij schoot, des te meer geneerde hij zich voor Wesslowsky, die zonder
maat en doel er lustig op los schoot, niets doodde en daarover toch
niet verlegen werd. Lewi
|