l de anderen nog lang
voortspeelden. Swijaschsky en Wronsky speelden zeer goed en met
opmerkzaamheid, Wesslowsky het slechtst, maar toch hield zijn lachen
en roepen niet op. Hij had, evenals de andere heeren, met verlof der
dames zijn jas uitgetrokken, en zijn groote, fraaie gestalte in de
witte hemdsmouwen, zijn verhit gelaat en zijn stootende bewegingen
bleven haar in de herinnering. Nog toen zij zich 's avonds reeds te
bed begeven en de oogen gesloten had, zag zij den op den crocketground
rondspringenden Wesslowsky.
Gedurende het spel had Dolly zich weinig vermaakt. De schertsende toon
tusschen Anna en Wesslowsky, evenals de algemeene onnatuurlijkheid
dezer volwassenen, die hier zonder kinderen een kinderspel speelden,
bevielen haar niet. Toch, om de anderen niet te storen en, het ging
hoe het ging, den tijd te verdrijven, nam zij, na te zijn uitgerust,
weer aan het spel deel en deed, alsof zij er vermaak in schepte. Op
dezen dag meende zij met veel betere tooneelspelers dan zij zelf was,
komedie te spelen en dacht, dat zij door haar slecht spel de geheele
zaak bedierf.
Zij was met het voornemen gekomen om, wanneer het haar geschikt
voorkwam, twee dagen te blijven. Maar reeds des avonds, gedurende het
spel, besloot zij, reeds morgen weder terug te keeren. De kwellende
zorgen der moeder, die zij onderweg zoo verafschuwd had, verschenen
haar nu al, nadat zij nauwelijks een dag zonder haar kinderen had
doorgebracht, in een geheel ander licht en misten hun uitwerking op
haar niet.
Na de thee en een nachtelijk tochtje in de boot trad Dolly haar kamer
binnen, trok haar kleed uit en ging zitten om het haar voor den nacht
los te maken. Zij gevoelde een groote verlichting.
Het was haar zelfs een onaangename gedachte, dat Anna dadelijk bij
haar zou komen. Zij zou gaarne met haar gedachten alleen zijn geweest,
maar toen Anna in haar nachtgewaad bij haar kwam, verheugde zij zich
toch bij dien aanblik. Nu voor de eerste maal zag zij haar weder
geheel natuurlijk en zooals zij haar liefhad.
XXIV.
Reeds in den loop van den dag had Anna verscheiden malen getracht het
gesprek op intiemer onderwerpen te brengen, maar had altijd na eenige
woorden weer afgebroken: "Later, wanneer wij alleen zijn, willen wij
daarover spreken. Ik heb u nog veel mee te deelen," had zij gezegd.
Nu waren zij alleen, maar Anna zweeg. Zij was aan het venster gaan
zitten en zag Dolly aan. Zij doorzocht haar geheugen naar al de
onuitput
|