heb het manuscript
aan Workuw gegeven ... weet je, den uitgever. En ik geloof, dat _hij_
ook zoo'n beetje schrijft. Maar je meent misschien, dat zij zoo'n
soort blauwkous is? In het minst niet! Zij is in de eerste plaats
een vrouw van gemoed, en je zult bij haar nog een kleine Engelsche
en een geheele familie vinden, waarvoor zij zorgt."
"Dus zoo'n beetje philantropie?"
"Je wilt in alles iets slechts zien. Geen philantropie, maar het
komt uit het hart. Zie, als ik wel heb, had Wronsky een pikeur, een
Engelschman, die een meester in zijn vak, maar helaas een dronkaard
was. Hij was op het laatst zoo verdronken, dat hij delirium tremens
kreeg en zijn familie in den steek liet. Zij zag die armen, hielp hen,
interesseerde zich voor hen en heeft nu de geheele familie tot zich
genomen; en zij behandelt ze niet uit de hoogte en helpt ze slechts
met geld, neen, zij maakt de jongens zelf voor het gymnasium klaar
en het kleine meisje heeft zij geheel tot zich genomen. Enfin, je
zult het zelf zien."
De wagen reed het plein op. Stipan Arkadiewitsch schelde luid aan de
inrijpoort, waar reeds een slede stond. Zonder den portier te vragen,
of Anna thuis was, trad hij, gevolgd door Lewin, die er hoe langer hoe
meer aan begon te twijfelen, of hij wel goed handelde, de voorkamer
der rijk gemeubileerde woning binnen.
Lewin beschouwde zich hier in den spiegel; hij vond, dat hij er wel
rood uitzag, maar was overtuigd, dat hij volstrekt niet te veel
gedronken had. Hij ging dus achter Oblonsky aan de met tapijten
belegde trap op. Boven gekomen informeerde Oblonsky bij den bediende,
welke bezoekers er bij Anna Arkadiewna waren, en kreeg tot antwoord:
"De heer Workuw."
"Waar zijn zij?"
"In het kabinet."
Zij gingen door de kleine eetkamer met donkere houten wanden,
toen naderden zij over mollige tapijten het halfdonkere kabinet,
dat door een met een donker scherm bedekte lamp verlicht werd. Een
tweede lamp, een refractor, brandde aan den wand en verlichtte het
levensgroote portret eener dame, dat onwillekeurig Lewins aandacht
tot zich trok. Het was het portret van Anna, dat in Italie vervaardigd
was. Oblonsky was reeds achter het traliewerk der klimplanten getreden,
terwijl Lewin geheel verdiept was in de aanschouwing van het beeld
en daarbij geheel vergat, waar hij was, en ook niet wist, wat in zijn
onmiddellijke nabijheid gesproken werd.
Dat was geen beeltenis, dat was een levende vrouw met zwart, krullend
haar, naakte schou
|