l geschied is. Je weet wat zij nu wenscht en verwacht,
namelijk de scheiding."
"Maar ik meen, dat zij niets daarvan weten wil ingeval mijn zoon
bij mij zou blijven? In dezen zin heb ik haar geantwoord en beschouw
alzoo de zaak als geeindigd."
"Om Gods wil, wind je niet op," zeide Stipan Arkadiewitsch, de knie
zijns zwagers aanrakend. "Sta me toe! De zaak is de volgende: Toen je
van elkander gingt, handeldet gij zoo grootmoedig als men handelen kan,
je stond haar alles toe, de vrijheid en--de scheiding. Zij wist dat
te waardeeren. Ja, geloof me, zij heeft dat weten te waardeeren. Maar
in de eerste oogenblikken was zij zich zoozeer haar schuld tegen u
bewust, dat zij niet alles rijp heeft overlegd, maar zij kon ook niet
alles overleggen...."
"Anna Arkadiewna's leven kan mij niet interesseeren," viel Karenin
hem met opgetrokken wenkbrauwen in de rede.
"Maar haar positie in de wereld is eene onmogelijke," ging Oblonsky
voort, hem weder met de hand aanrakend, alsof hij overtuigd was,
dat zulk eene aanraking zijn zwager zou verteederen: "Haar toestand
is ondragelijk en kan slechts door u worden verlicht, en je verliest
daarbij niets. En dan heb je het haar ook beloofd."
"Te voren! Dat was een vroegere belofte! Maar mij dunkt de vraag
omtrent mijn zoon heeft aan alles een einde gemaakt. Buitendien had ik
ook gehoopt, dat Anna Arkadiewna zoo edelmoedig zou zijn...." Alexei
Alexandrowitsch was bleek geworden en sprak dit met moeite en met
bevende lippen.
"Zij laat ook alles aan uw edelmoedigheid over; zij smeekt en bidt
u slechts om dit eene: haar uit dezen ondragelijken toestand te
bevrijden. Zij maakt volstrekt geen aanspraak meer op den zoon. Alexei
Alexandrowitsch, gij zijt een goed mensch. Stel je een oogenblik in
haar plaats. De vraag der scheiding is voor haar een vraag van leven
en dood. Had je het haar vroeger niet beloofd, dan zou zij zich met
haar toestand verzoend hebben en zou op het land zijn gebleven; maar
je hebt het haar beloofd, zij heeft je geschreven en is toen naar
Moskou overgekomen; en hier in Moskou, waar elke ontmoeting haar als
een dolksteek door het hart gaat, vertoeft zij nu sedert zes maanden,
elken dag op de echtscheiding wachtende! Dat is evenzoo als dat men
een ter dood veroordeelde maanden lang met den strop om den hals
laat rondgaan en hem van daag den dood en morgen gratie in uitzicht
geeft. Heb toch mededoogen met haar, en dan wil ik wel op mij nemen
al het verdere te regelen. Vo
|