et huis was het nog licht, maar in het kleine salon der gravin,
waar de rouleaux waren nedergelaten, brandden de lampen reeds.
Aan een ronde tafel onder een lamp zaten Alexei Alexandrowitsch en de
gravin zacht met elkander te spreken. Aan de andere zijde der kamer
stond een bleek, mager man, met glanzend schoone oogen, lang haar,
dat tot op den kraag van zijn jas afhing, en spichtige beenen. Hij
beschouwde de portretten, die aan den wand hingen.
Nadat Oblonsky de huisvrouw en Karenin had gegroet, wendde hij zich
onwillekeurig om naar dien zonderlingen persoon.
"Monsieur Landau," zeide de gravin met een opvallend zachte stom en
stelde beide heeren aan elkander voor.
Landau zag haastig om en legde in Oblonsky's rechterhand een
bewegelooze, vochtige, koude hand; toen trad hij dadelijk weer terug
en ging in de beschouwing der portretten voort. De gravin en Alexei
Alexandrowitsch zagen elkander beteekenisvol aan.
"Het doet me genoegen u te zien, vooral vandaag," zeide de gravin,
Oblonsky een plaats naast Karenin aanwijzende. "Ik heb u hem als
Landau voorgesteld," ging zij zacht met een blik op den Franschman
en daarna op Karenin voort, "maar hij heet eigenlijk graaf Lessabow,
zooals u wellicht weten zal. Maar hij houdt niet van dezen titel."
"Ik heb er van gehoord," antwoordde Oblonsky. "Men zegt, dat hij
gravin Lessabow geheel heeft genezen."
"Zij was vandaag bij mij en, ach, zij is zoo te beklagen. Deze
scheiding is voor haar verschrikkelijk. Het is zulk een slag voor
haar."
"Hij vertrekt dus bepaald?" vroeg Alexei Alexandrowitsch.
"Ja, hij keert naar Parijs terug. Hij heeft gisteren eene stem
gehoord," antwoordde gravin Lydia met een blik op Oblonsky.
"O, eene stem!" hernam Oblonsky, beseffende, dat hij in een gezelschap,
waar zulke vreemde omstandigheden voorkwamen, voorzichtig moest zijn.
Er volgde een korte pauze, waarin de gravin zich met een fijn lachje
tot Oblonsky wendde, alsof zij op het hoofdonderwerp van het gesprek
wilde komen.
"Ik ken u al lang, maar het doet mij genoegen u nader te leeren
kennen. Les amis de nos amis sont nos amis. Maar om een vriend te zijn
moet men zich geheel in den zielstoestand des anderen verplaatsen,
en ik vrees, dat u dat ten opzichte van Alexei Alexandrowitsch niet
geheel kunt doen. U zal begrepen waarvan ik spreek?" zeide zij en
hief haar schoone, dweepende oogen tot hem op.
"Eenigszins, gravin, geloof ik Alexei Alexandrowitsch's toestand te
begrijpen...
|