revelig tegen de geheele wereld en
niet geloovende aan zijn naderend einde, ontving hen in eene
gemoedsstemming, die beiden bitter bedroefde, terwijl zij met
pijnlijke smart die uitgeteerde gestalte beschouwden, op wier gelaat
reeds de dood zijn teeken had geschreven. Kitty betoonde zich eene
uitstekende verpleegster. Bij haar vrouwelijke zachtheid ontwikkelde
zij zulk een geestkracht en moed als men van haar niet zou verwacht
hebben. Het diep mededoogen, het geduld en de zelfopofferende liefde
van dit schoon en beminnelijk wezentje oefenden een wonderbaar
verzachtenden invloed op den ongelukkige uit. Diep ellendig, als hij
in den laatsten tijd geweest was, had hij op zijn ziekbed de geheele
wereld gevloekt. Ongeloovige en materialist, als hij zich steeds
had voorgedaan, had hij steeds en ook toen hij reeds hopeloos ziek
daarneder lag den spot gedreven met al wat op iets hoogers betrekking
had. Zijn ingenomenheid met en eerbied voor deze schoonzuster, die hem
voorkwam als een wezen uit andere en hoogere sfeer, opende zijn ziel
voor het geloof aan onbaatzuchtige liefde, aan een oneindig wezen,
dat de oorzaak is van al wat bestaat en een wezen vol liefde moet
zijn. Toen het hem zekerheid was geworden, dat hij sterven ging,
greep hij naar troost, bad hij om vergeving. De cynische zekerheid,
die in ruw zingenot bevrediging had gezocht, had hem in die uren
geheel begeven en plaats gemaakt voor vernedering, zelfverwijt,
diep schuldgevoel. Hij trachtte te bidden en hoorde gretig naar de
troostende woorden van Gods barmhartigheid, die een oude eerwaardige
pope zijner kerk tot hem richtte.
Sedert het sterven van zijn broeder, dat op Lewin een diepen indruk
had gemaakt, onderwierp hij het probleem van het leven aan een nieuwe
beschouwing en plaatste het in een ander licht. De overtuiging,
die van twintig tot vier en dertig jaar het geloof zijner kindsheid
had vervangen, wankelde op haar grondslagen. Het leven scheen hem
nog ontzaglijker toe dan de dood. Van waar kwam het? Wat beteekende
het? Waartoe was het ons gegeven? Het organisme, zijn verwoesting,
de onvergankelijkheid der stof, de wetten van het behoud en de
ontwikkeling der krachten, deze woorden en de wetenschappelijke
theorieen, die zich er aan verbonden, waren ongetwijfeld interessant
ten opzichte van het intellectueele leven, maar waren ze voldoende
in den loop van 's menschen bestaan?
Lewin was gelijk aan iemand, die door de barre koude gaande en zijn
warme pels
|