smartelijke uren.
"Ik kan niet leven zonder te weten wat ik ben en wat het doel is van
mijn bestaan," dacht Lewin.
"In de oneindigheid van den tijd, van de stof, van de ruimte vormt
zich een organische cel, blijft een oogenblik bestaan en barst.... Deze
cel ben ik!"
Dit treurige sophisme was liet eenige, het hoogste resultaat der
werkzaamheid van het menschelijk denken gedurende eeuwen; dat was
de slotsom van het geloof, waarop zich de nieuwste nasporingen van
den wetenschappelijken geest grondden; Lewin had zich er zonder te
weten waarom en eenvoudig omdat die theorie hem het helderst scheen,
onwillekeurig van doorgedrongen.
Maar deze slotsom scheen hem nu niets anders dan een sophisme; hij zag
er het vernielend werk in van een geest des kwaads; het was zijn plicht
zich er aan te onttrekken; de macht daartoe was in ieders bezit ... En
Lewin, voorspoedig, bemind, gelukkig, bovendien echtgenoot en vader,
dacht soms huiverend aan de mogelijkheid dat men in zijn geval er
toe komen kon het leven af te werpen.
Maar hij bleef leven en strijden.
XXX.
Hoe meer Lewins geest geschokt was door de moeielijkheid om het
probleem van zijn bestaan te ontleden, des te meer gaf hij zich over
aan de bemoeiingen van het dagelijksch leven. Hij hervatte tegen
de maand Juni zijn werkzaamheden op Prokowska: het bestuur over de
landerijen van zijn zuster en van zijn broeder, zijn relatie's met zijn
buren en zijn boeren: hij voegde er dit jaar een bijenjacht bij, die
hem bezig hield en met ijver bezielde. Zonder er over te redeneeren,
volbracht hij zijn nieuwe plichten en een zedelijk instinct zeide hem,
dat 't zoo het beste was. Vroeger gaf het denkbeeld een goede daad te
verrichten hem vooraf een zachten indruk van vreugde, maar de daad op
zich zelf verwezenlijkte zijn hoop en verwachting niet, en hij begon
spoedig te twijfelen aan het nuttige van zijn streven. Thans ging
hij recht op het doel af zonder blijdschap, maar ook zonder aarzelen
en de verkregen resultaten bleken voldoende te zijn. Hij groef zijn
voor in den akker met de onbewustheid van den ploeg.
In plaats van over zekere levensvoorwaarden te redeneeren, nam hij ze
aan als even noodzakelijk als het dagelijksch voedsel. Te leven naar
het voorbeeld zijner voorvaders, hun ondernemingen voort te zetten,
ten einde ze op zijn beurt na te laten aan zijn kinderen, daarin
zag hij een plicht, waaromtrent niet viel te twijfelen, en hij wist,
dat om dit doel te b
|