Ik zou mij altijd tegenover deze ongelukkige kinderen schuldig
gevoelen. Bestaan zij niet, dan zijn zij ook niet ongelukkig, en als
zij ongelukkig waren, dan droeg ik er alleen de schuld van."
"Hoe kan men zich tegenover wezens, die in 't geheel niet bestaan,
schuldig gevoelen?" dacht Dolly en plotseling viel haar de gedachte
in, of het ook soms in het een of andere geval beter kon zijn, als
haar lieveling Grisch niet had bestaan? Dat scheen haar zoo dol,
zoo ongehoord toe, dat zij het hoofd schudde om deze waanzinnige
gedachten te verdrijven.
"Neen, ik weet het niet! Dat is niet goed!" zeide zij slechts met
een uitdrukking van afschuw op het gelaat.
"Neen, maar gij moogt niet vergeten, wat gij zijt en wat ik ben.... En
bovendien," ging Anna voort, die ondanks den overvloed harer bewijzen
en de armoede van Dolly's tegenbewijzen toch in zekere mate toestemde,
dat het niet goed was: "In mijn toestand kan ik mij geen kinderen
wenschen."
Dolly sprak dit niet tegen. Zij gevoelde zich plotseling zoo ver
van Anna verwijderd en erkende, dat tusschen hen vragen bestonden,
waarover zij het nooit met elkander eens zouden worden, zoodat het
beter was er in 't geheel niet over te spreken.
XXV.
"Des te meer moet gij er naar streven uw toestand te verbeteren,
voor zoo ver het mogelijk is," zei Dolly.
"Ja, voor zoo ver het mogelijk is," antwoordde Anna op een plotseling
geheel veranderden, zachten en treurigen toon.
"Is de scheiding dan niet mogelijk. Men heeft mij gezegd, dat uw man
er in toegestemd had."
"Dolly! Ik zou daar liefst niet over spreken."
"Goed, dan spreken wij er niet van," haastte zich Dolly te antwoorden,
toen zij de lijdende uitdrukking in Anna's gezicht bemerkte. "Ik zie
slechts, dat gij alles te donker inziet."
"Ik? Volstrekt niet. Ik ben zeer vroolijk en tevreden. Gij hebt gezien,
je fais des passions. Wesslowsky...."
"Om de waarheid te zeggen, beviel mij Wesslowsky's toon volstrekt
niet," zei Dolly met den wensch een andere wending aan het gesprek
te geven.
"Ach, dat prikkelt Alexei--verder niets. Hij is een knaap, geheel in
mijn handen, weet ge; ik kan hem leiden, zooals ik wil. Hij is geheel
als uw Grischa.... Dolly!" zeide zij, plotseling een andere wending
aan het gesprek gevende, "gij zegt, dat ik alles te donker inzie. Gij
kunt het niet begrijpen. Het is verschrikkelijk! Ik beijver mij om in
't geheel niets te zien."
"Maar ik meen, dat men toch alles moet doen, wat
|