verstandig, een uitstekend landheer
geworden, in de zaken punctueel, zelfs bijna gierig. Maar ook alleen
in de zaken. Als er overigens van minder dan tienduizend sprake is,
dan rekent hij dit niet eens," voegde zij er bij met een vroolijk,
slim lachje, waarmee vrouwen dikwijls van verborgen, zoo zij meenen,
door hen ontdekte deugden van een bemind man spreken.
"Zie dat groote gebouw maar eens, dat is het nieuwe ziekenhuis; ik
geloof, dat het meer dan honderdduizend roebel zal kosten; dat is nu
zijn trots! En weet ge, hoe dat komt? De boeren hadden hem verzocht
hem een weide goedkooper af te staan, maar hij weigerde het hun en
daarom noemde ik hem gierig; trouwens niet daarom alleen, maar zoo in
het algemeen, en toen begon hij dit ziekenhuis te bouwen, begrijpt
ge, alleen om te toonen, dat hij niet gierig is. Zoo gij wilt, is
dat--c'est une petitesse.--Toch bemin ik hem hierom nog te meer. En
nu zult ge terstond het huis zien. Het is nog het grootouderlijke
huis en van buiten in 't geheel niet veranderd."
"Hoe schoon is het!" riep Dolly in onwillekeurige bewondering uit,
met den blik op het fraaie huis, met zijn deftige zuilenhal, dat nu
uit het in verschillend groen geschakeerde gebladert der oude boomen
te voorschijn kwam. "Niet waar? Is het niet schoon? En van boven,
welk een prachtig uitzicht!" Zij reden het met kiezelzand bestrooide
en met bloemperken getooide voorplein op en hielden voor de deur stil.
"En de andere zijn er reeds," zeide Anna, toen men de rijpaarden
voorbij voerde. "Waar is de graaf?" vroeg zij aan de beide naar buiten
snellende, elegante bedienden.
"Daar is hij," zeide Wronsky, die hen met Wesslowsky te gemoet kwam:
"Waar wilt ge Darja Alexandrowna inkwartieren?" vroeg hij toen in het
Fransch aan Anna en nog eenmaal Dolly begroetend, kuste hij haar de
hand en voegde er bij: "Mij dunkt in de groote balkonkamer."
"O neen, dat is te afgelegen, beter in de hoekkamer, dan zien we
elkaar meer. Hoe lang denkt ge te blijven? Hoe? Slechts een dag? Neen,
dat is onmogelijk."
"Ik heb het beloofd en ... dan de kinders...."
"Neen, Dolly, liefste! Nu, wij zullen zien! Kom!" en zij geleidde
Dolly naar haar kamer. Dit was niet de staatsiekamer, die Wronsky
had voorgeslagen, maar eene andere, die Anna zeide, dat Dolly
moest voor lief nemen. En deze kamer, waarover men zich meende te
moeten verontschuldigen, was met evenveel weelde gestoffeerd als de
voornaamste kamer in een buitenlandsch hotel.
"E
|