FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400  
401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   425   >>   >|  
dus zeer open en oprecht uitsprak. "Ja, je gevoelt dat, maar geeft hem toch uw goed niet," zeide Oblonsky eenigszins spottend tot Lewin. In den laatsten tijd, sedert zij beiden met twee zusters getrouwd waren, was er tusschen hen ongemerkt een soort van wedijver ontstaan, wie van beiden zijn leven het beste ingericht had, en deze wedijver deed zich ook nu in hun gesprek gelden, door er iets persoonlijks aan te geven. "Ik geef het niet, omdat niemand het van mij eischt; en wanneer ik het ook wilde geven, dan zou ik het toch niet kunnen. En dan zou ik ook niet weten aan wien?" "Geef het dezen molenaar hier; hij zal het niet weigeren." "Nu goed, maar hoe zal ik het hem geven?" "Dat weet ik niet. Maar wanneer gij er zoo van overtuigd zijt, dat je er geen recht op hebt...." "Daarvan ben ik volstrekt niet overtuigd. Integendeel, ik gevoel, dat ik geen recht heb het weg te geven, dat ik plichten tegenover mijn bezittingen, tegenover mijn familie heb." "Maar ik bid u, als gij deze ongelijkheid voor onrechtvaardig houdt, dan moet gij ook zoo handelen, dat...." "Ik handel ook, maar negatief, d.w.z. zoo, dat ik mij geen moeite geef om het onderscheid tusschen hem en mij nog te vergrooten...." "Neen, pardon, dat is een paradox!" "Ja, dat is een sophistische uitlegging," bevestigde ook Wesslowsky. "O, zie daar! Onze gastheer!" zeide hij tot den molenaar gewend, die door de krakende deur binnen kwam. "Slaapt gij nog niet?" "Neen, hoe kan ik slapen? Ik meende, dat de heeren slapen wilden, en daar hoor ik u spreken. Ik wilde mij hier nog een haak halen. Bijt hij ook?" vroeg de boer en ging voorzichtig op zijn bloote voeten de honden voorbij. "Een kostelijke nacht!" zeide Wesslowsky. "Daar zingen immers vrouwen en lang niet kwaad! Wie zingt daar mulder?" "Dat zijn de dienstmeisjes van de hoeve hiernaast." "Laat ons nog wat gaan wandelen; wij slapen toch niet in. Kom Oblonsky." "Hoe kan dat nu: hier blijven liggen en te gelijkertijd gaan wandelen?" zeide Oblonsky en rekte zich uit. "We liggen hier zoo lekker." "Nu, dan ga ik alleen," antwoordde Wesslowsky opspringend en trok zijn laarzen aan: "Tot weerziens, heeren! Zoodra het amusant wordt, zal ik je roepen." "Niet waar? Een kerel van goud!" zeide Oblonsky, toen Wesslowsky weg was en de boer de deur achter hem had toegedaan. "Zonder twijfel!" verzekerde Lewin, die nog altijd aan het onderwerp van hun gesprek dacht. Hij meende toch zijn gedachte
PREV.   NEXT  
|<   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400  
401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   425   >>   >|  



Top keywords:

Oblonsky

 

Wesslowsky

 
slapen
 

gesprek

 

liggen

 

molenaar

 

wandelen

 

wanneer

 

meende

 

heeren


tegenover

 
wedijver
 
beiden
 

overtuigd

 
tusschen
 

immers

 

vrouwen

 

honden

 

spreken

 

wilden


Slaapt

 

krakende

 

binnen

 

voorbij

 
kostelijke
 

voeten

 
voorzichtig
 

bloote

 

zingen

 

roepen


weerziens

 
Zoodra
 

amusant

 

achter

 

onderwerp

 
gedachte
 

altijd

 
verzekerde
 

toegedaan

 

Zonder


twijfel

 

laarzen

 
hiernaast
 

mulder

 

dienstmeisjes

 
blijven
 

gelijkertijd

 
alleen
 

antwoordde

 

opspringend