jockey, Wesslowsky en Anna te
paard, en vorstin Warwara Iwanowna met Swijaschsky in den wagen. Zij
waren uitgereden om eenige pas aangekomen maaimachines in werking
te zien.
Toen de wagen stilhield, kwamen de ruiters stapvoets naderbij. Vooraan
reed naast een heer op een grooten grauwen telganger een dame op een
niet heel grooten, maar krachtigen Engelschen klepper met geschoren
manen en afgesneden staart. Het schoone hoofd der dame met het onder
den hoed uitgolvend zwarte haar, haar gevulde schouders, de slanke
taille in het zwarte rijkleed en haar volkomen rustige en bevallige
houding frappeerden Dolly. "Is dat Anna?" dacht zij en het scheen haar
in het eerste oogenblik niet zeer welvoegelijk, dat Anna reed. Met een
dame, die reed, verbond zich voor Dolly de voorstelling van een lichte,
jeugdige coquetterie, die naar haar meening voor Anna's leeftijd en
positie niet meer paste, maar toen zij haar nader beschouwde, verzoende
zij zich weer met haar rijden; in weerwil van groote elegance was
toch alles in Anna's houding, kleeding en beweging eenvoudig, kalm
en waardig, zoodat niets natuurlijker kon schijnen.
Naast Anna, op het grauwe, vurige cavaleriepaard, de dikke beenen recht
uitgestrekt en klaarblijkelijk zich zelf bewonderend, reed Wassenka
Wesslowsky, met zijn Schotsch mutsje met wapperende linten, en Dolly
kon een glimlach niet onderdrukken, toen zij hem herkende. Achter
hen reed Wronsky op een verhitten, donkerbruinen volbloed.
Anna's gelaat werd plotseling bij den aanblik der kleine, in den
hoek der kales teruggedoken gestalte van Dolly door een vergenoegd
lachje verhelderd; zij riep luide, verhief zich in den zadel en liet
het paard in galop naderen. Bij den wagen sprong zij zonder hulp
uit den zadel en, terwijl zij haar rijkleed ophield, liep zij snel
Dolly te gemoet. "Dat heb ik gehoopt, maar waagde nauwelijks het te
verwachten! Dat verheugt mij! Je kunt je niet voorstellen, hoe blij
ik ben," zeide zij, terwijl ze nu eens haar gelaat tegen dat van
Dolly drukte, dan haar weer van zich afschoof en haar lachend aanzag.
"Dat is heerlijk, Alexei," zei ze, zich naar Wronsky omkeerend,
die eveneens afgestegen was en hen naderde, terwijl hij zijn hoogen,
grijzen hoed afnam.
"Ge kunt niet denken, hoezeer ons uw komst verheugt," zeide hij met
nadruk en toonde lachend zijn gezonde, witte tanden.
Wassenka Wesslowsky nam, zonder af te stijgen, groetend zijn klein
mutsje af en zwaaide vroolijk met de linten b
|