en."
"Is er dan onderweg niets?"
"Ja, een weinig is er wel, maar het kost ons slechts tijd en het is
ook te warm!"
Lewin zelf verachtte deze plaatsen volstrekt niet; maar zij waren
te dicht bij zijn huis en hij kon er alle dagen jagen; ook waren zij
klein, ten minste voor drie personen.
Toen zij in de nabijheid van zulk een moeras kwamen, wilde Lewin
er voorbij rijden, maar het geoefend jagersoog van Stipan bespeurde
terstond een ter zijde van den weg gelegen poel. Hij verzocht Lewin
stil te houden en stapte met Wesslowsky uit, terwijl Lewin als
voorkomend gastheer bij de paarden bleef.
Kraak ging terstond in het boschje en Lewin liep het eerst achter hem.
Stipan was nog niet aan den poel gekomen, toen een groote snip er
uit vloog. Wesslowsky schoot langs hem heen en de vogel vloog op een
ongemaaide weide. Kraak vond hem daar weer, joeg hem op en Wesslowsky
schoot hem neder. Daarop keerde hij naar den wagen terug.
"Nu moet gij gaan en ik blijf bij de paarden," zeide hij tot Lewin.
De lust om ook aan de jacht deel te nemen werd Lewin te sterk. Hij
gaf Wesslowsky de teugels en begaf zich in het moeras.
Laska had, zich over onrechtvaardigheid willende beklagen, reeds
lang gejankt. Nu liep hij rechtstreeks naar een geheel veiligen,
Lewin bekenden heuvel, waar Kraak nog niet geweest was.
"Houd hem toch terug!" riep Stipan Arkadiewitsch.
"Hij zal er geen op de vlucht jagen," riep Lewin terug en snelde
achter Laska aan.
Laska liep in een kring om den heuvel, herhaalde dit, kromp plotseling
ineen en bleef in die houding staan.
"Stiwa, kom!" riep Lewin, die zijn hart luider voelde kloppen, en
terwijl hij vasten grond voor zijn voeten zocht, naderde hij den
hond. "Pil!"
Geen groote houtsnip, maar een watersnip vloog nabij den hond op;
maar op het oogenblik, dat Lewin mikte, hoorde hij een geplas in het
water, dat nader bij kwam en de stem van Wesslowsky, die hem luid
iets toeriep. Lewin zag zelf, dat hij te laag mikte, maar hij schoot
toch. Toen hij zag, dat hij gemist had, keek hij om en bespeurde,
dat de paarden met den wagen niet meer op den weg, maar in den poel
stonden. Wesslowsky, die bij het schieten wilde zijn, was het moeras
ingereden en de paarden zakten in den grond.
"De duivel hale hem!" zeide Lewin en snelde naar den zinkenden
wagen. "Waarom ben je er in gereden?" vroeg hij ontevreden en,
terwijl hij den juist terugkeerenden koetsier te hulp riep, begon
hij de paarden af te spannen.
|