n slechten smaak," antwoordde hij.
Nadat zij zoo een tijdlang gepraat hadden, bemerkte Jawschin, dat
Wronsky naar de pendule keek. Hij vroeg daarom nog slechts, of zij nog
lang in Petersburg dachten te blijven, en greep daarna naar zijn muts.
"Ik denk niet lang," antwoordde zij, Wronsky verlegen aanziende.
"Dan zullen wij elkander wel niet meer zien," zeide Jawschin opstaande
en zich tot Wronsky wendende. "Waar gaat ge van middag eten?"
"Wees van middag mijn gast," zeide Anna vastberaden, terwijl zij zich
ergerde over haar verlegenheid, want zij bloosde als gewoonlijk,
wanneer ze in het bijzijn van een vreemde op haar tegenwoordigen
toestand moest zinspelen. "Het eten is hier wel is waar niet bizonder
goed, maar gij beiden kunt dan ten minste hij elkander blijven. Alexei
houdt van niemand zijner kameraden zooveel als van u."
"Dat verheugt mij zeer," antwoordde Jawschin, met een lachje, waaraan
Wronsky bemerkte, dat Anna een goeden indruk op hem gemaakt had, en
terwijl hij Anna eerbiedig naderde, drukte hij haar weer voorzichtig
de hand.
Wronsky was met Jawschin opgestaan.
"Dus gij gaat ook?" zeide zij en gaf ook hem de hand.
"Ik had mij reeds wat verlaat," antwoordde hij. "Ga maar vooruit,
ik zal u wel weer inhalen," riep hij Jawschin toe, die reeds bij de
deur stond.
Zij hield zijn hand vast en zag hem met onafgewenden blik aan,
terwijl zij er over nadacht, wat zij hem zou kunnen zeggen om hem
terug te houden.
"Wacht, ik wil u iets zeggen," sprak zij en drukte zijn hand tegen
haar hals. "Het hindert toch niet, dat ik hem uitgenoodigd heb?"
"Dat was heel goed van u," antwoordde hij, terwijl hij haar lachend
de hand kuste.
"Alexei, ge zijt toch niet jegens mij veranderd?" vroeg zij met beide
handen de zijne drukkend.
"Alexei, het verblijf hier is voor mij zoo pijnlijk. Wanneer reizen
wij af?"
"Spoedig, spoedig! Gij kunt niet denken, hoe zwaar het leven hier
ook mij valt," antwoordde hij zijn hand terugtrekkend.
"Nu, ga dan maar heen!" zeide zij beleedigd en wendde zich snel van
hem af.
VI.
Toen Wronsky in het hotel terugkeerde, was Anna niet te huis. Spoedig
na zijn vertrek werd hem medegedeeld, dat er een dame was gekomen en
zij met deze was uitgereden. Dat zij uitgereden was zonder hem te
laten weten waarheen, dat zij nu nog niet weer terug was, dat zij
dien morgen in alle vroegte buiten zijn weten reeds ergens heen was
geweest, dit alles te zamen met haar zonderling op
|