partijen, zijn geweer, zijn laarzen en sprak
met hem af morgen op de jacht te gaan.
Tot Lewins geluk maakte de oude vorstin een eind aan zijn lijden,
door op te staan, terwijl zij Kitty den raad gaf dadelijk naar bed te
gaan. Maar ook dit liep niet zonder nieuwe smart voor Lewin af. Toen
namelijk Wesslowsky van de gastvrouw afscheid nam, wilde hij haar
weer de hand kussen, maar Kitty onttrok ze hem met naive ruwheid,
waarvan haar moeder haar later een verwijt maakte, terwijl ze zeide:
"Dat is bij ons geen gewoonte."
In Lewins oogen echter had zij schuld, omdat zij deze verhouding reeds
zoover had laten komen, en nog meer, omdat zij hem haar misnoegen
daarover zoo onbeleefd te kennen gaf.
"Hoe kan men nu reeds slapen!" zeide Stipan Arkadiewitsch, die nu
na den bij het avondmaal gedronken wijn in zijn geliefkoosde, zalige
stemming geraakt was.
"Zie, Kitty," ging hij voort en wees naar de achter de linden opkomende
maan: "Hoe schoon! Nu een serenade, Wesslowsky! Weet ge, hij heeft
een heel mooie stem. Wij hebben onderweg gezongen. Hij heeft twee
zeer schoone romancen meegebracht, de nieuwste. Hij moet ze eens met
Warenka Andrejewna zingen."
X.
Toen men elkander goeden nacht gezegd had, gingen Oblonsky en
Wesslowsky nog lang in de allee op en neer, en men hoorde hun stemmen,
toen zij de nieuwe romancen, zongen.
Lewin, die nu met zijn vrouw alleen was, beantwoordde geruimen tijd
haar herhaalde vraag niet, wat hem toch scheelde? Maar eindelijk,
toen zij zelf hem met een bedeesd lachje vroeg:
"Is u misschien iets aan Wesslowsky niet bevallen?" toen barstte hij
los, het eene woord viel er na het andere uit en hij zeide haar alles.
Wat hij toen uitsprak, deed hem zelf zeer, maar daardoor wond hij
zich nog meer op.
Hij stond voor haar, met van toorn stralende blikken en grimmig
samengetrokken wenkbrauwen; hij drukte zijn gespierde handen tegen
de borst, als moest hij al zijn krachten inspannen om zich in te
houden. Zijn houding zou belachelijk geweest zijn, als zich daarin
niet al zijn kwellend zelfbedwang had uitgesproken. De uitdrukking
van zijn gelaat zou hard, ja wreed geweest zijn, wanneer die niet
tevens een hevig lijden, waardoor hij zich vernederd gevoelde,
verraden had. Zijn kin beefde en zijn stem was gebroken. "Jaloersch
ben ik niet! Dat is een belachelijk woord! Ik kan niet jaloersch
zijn en denken, dat.... Ik kan niet uitspreken, wat ik gevoel, maar
het is verschrikkelijk.... Ik be
|