r gesproken hadden. Lewin hoorde
zwijgend toe, toen zag hij onderzoekend in haar bleek, bedeesd gelaat
en greep zich plotseling naar het hoofd.
"Kitty, vergeef mij! Ik heb u gekweld, mijn lieveling! Dat is immers
niets als waanzin! Katja, ik heb groot ongeluk. Hoe kan men zich nu
om zulken onzin kwellen!"
"Neen, ik heb met u te doen...!"
"Met mij? Wat ben ik? Een waanzinnige...! En daaronder zoudt gij
lijden? Maar het is verschrikkelijk te denken, dat ieder vreemd mensch
ons geluk zou kunnen verstoren!"
"Dat is waar! Dat is bepaald beleedigend!"
"Maar nu zal hij juist den geheelen zomer bij ons blijven en ik
zal hem met attenties overladen!" zei Lewin haar de handen kussend:
"Gij zult zien! Reeds morgen.... Ja, dat is waar, morgen gaan wij
immers op de jacht...."
XI.
Den volgenden morgen, voor de dames waren opgestaan, hielden de
jachtwagens voor de trap stil en Laska, die reeds lang begrepen had,
dat men op de jacht ging, zat, nadat hij zich moe gesprongen en
gejankt had, naast den koetsier op den bok, van waar hij onrustig,
opgewonden en afkeurend door de deur naar de jagers keek, die nog
steeds niet kwamen.
De eerste, die verscheen, was Wassenka Wesslowsky met hooge nieuwe
laarzen, die tot over de helft der welgedane dijen reikten, met een
groen jachtbuis, met een nieuwe, sterk naar leer riekende patroontasch
omgord, met zijn muts met linten en met een nieuw Engelsch geweer
zonder ring aan den riem. Kort daarop ging weer een deur open en
zich draaiend en keerend sprong Kraak, de bont-gevlekte pointer van
Stipan Oblonsky, naar buiten, en deze zelf verscheen met een geweer
in de hand en een sigaar in den mond.
"Tubo, tubo, Kraak!" riep hij vriendelijk den hond toe, die hem met
zijn pooten tegen den buik en de borst opsprong en er mee in de
weitasch bleef hangen. Stipan was getooid met een soort schoenen
uit een stuk leer, met een gescheurde broek en een kort jasje; op
zijn hoofd zat de ruine van een hoed, maar zijn geweer, een geweer
van het allernieuwste systeem, geleek op een speeltuig, en wei-
en patroontasch, hoewel er versleten uitziende, waren van het beste
materiaal.
Wassenka Wesslowsky had tot nu toe geen denkbeeld gehad van
deze echte jacht-chique om zich in lompen te kleeden, maar zijn
jachtbenoodigdheden waren altijd in den besten staat. Eerst nu begreep
hij dit, toen hij de elegante weldoorvoede en lustige jonkersgestalte
van Stipan in zijn lompen aanschouwde, en hij beslo
|