n niet jaloersch, beleedigd ben ik,
vernederd, omdat iemand het wagen kan te gelooven ... het wagen kan
u met zulke oogen aan te zien...."
"Met welke oogen?" vroeg Kitty, terwijl zij zich zoo nauwkeurig
mogelijk alle woorden en gebaren van dien avond zocht te herinneren. In
den grond van haar hart vond zij trouwens, dat er iets in dien
blik gelegen had, waarmee hij haar van het andere eind van de tafel
was gevolgd, maar dat waagde zij zich zelf niet te bekennen, veel
minder kon zij er toe besluiten het Lewin mee te deelen en daardoor
zijn lijden slechts te vergrooten. "En wat zou er aan mij dan voor
aantrekkelijks zijn...."
"Ach!" riep hij en greep zich naar het hoofd: "Hadt ge dat toch niet
gezegd! Dus, wanneer gij aantrekkelijk waart...."
"Ach neen, Kostja, wacht toch! Hoor dan toch!" zeide zij deelnemend en
medelijdend: "Hoe kunt ge zoo iets denken? Mogen er dan voor mij in
't geheel geen menschen bestaan, geen.... Zeg, wilt ge dan, dat ik
niemand zien zal?"
In het eerste oogenblik had zijn jaloezie haar beleedigd; het ergerde
haar, dat haar zelfs de kleinste en onschuldigste verstrooiing verboden
zou zijn, maar nu had zij gaarne deze kleinigheden, ja alles opgeofferd
om hem slechts gerust te stellen en van het lijden, dat hem kwelde,
te bevrijden.
"Begrijp toch het angstige en belachelijke mijner positie" ging hij in
vertwijfeling fluisterend voort: "Hij bevindt zich als gast in mijn
huis, hij doet eigenlijk niets onbehoorlijks, maar deze te groote
vrijheid, de manier, waarop hij zijn been onder zich trekt.... Hij
houdt dat voor een goeden, ja den besten toon--en zoo moet ik de rol
van voorkomend gastheer tegen over hem spelen!"
"Maar Kostja! Gij overdrijft!" zeide Kitty, die zich in haar hart over
de kracht zijner liefde voor haar, die zich nu in zijn jaloezie uitte,
verheugde en ze toch vreesde.
"Hoofdzakelijk echter dit: gij zijt nu eenmaal voor mij iets zoo
heiligs, wij zijn zoo gelukkig met elkander, zoo gelukkig op onze
eigen manier, en nu komt plotseling deze erbarmelijke.... Neen, geen
erbarmelijke--waarom hem uit te schelden? Wat gaat mij dat aan? Maar
waarom moet uw en mijn geluk...?"
"Weet ge, nu wordt het mij duidelijk, waardoor dit gekomen is!" viel
Kitty hem in de rede.
"Nu? Waardoor? waardoor dan?"
"Ik heb bemerkt, hoe gij ons aanzaagt, toen wij ons daar aan tafel
met elkander onderhielden...."
"Nu ja! Ja!" zeide Lewin geheel verschrikt.
Zij vertelde hem alles, wat zij daa
|