der deze gansche menigte dezelfde
veertig eigenlijke en echte menschen, die op de gereserveerde plaatsen
en in de loges verspreid zaten. Dit waren de oasen, waarop al zijn
aandacht zich vestigde; en nog eer hij het parterre weer verlaten had,
had hij er zich reeds mede in betrekking gesteld.
Bij zijn binnenkomst was het bedrijf ten einde en daarom was hij,
zonder zich in de loge zijns broeders te begeven, langs de eerste
rij van het parterre gegaan en bleef hier voor het voetlicht naast
Serpuchowsky staan, die hier met teruggebogen knie zijn hiel op de
leuning gezet had, en, hem reeds van verre bemerkend, hem met een
glimlach tot zich had geroepen. Wronsky behoefde slechts deze "echte",
d.w.z. _zijn_ menschen aan te zien, op de richting hunner blikken
en de uitdrukking van hun gelaat acht te geven, hij behoefde slechts
hun op hem gerichte aandacht te bemerken om te begrijpen, wat op het
oogenblik het voorwerp hunner belangstelling was; deze belangstelling
werd verdeeld tusschen den verklaarden verloofde eener bekende jonge
dame, die bijna dronken naast haar in haar loge zat, en tusschen de
tegenwoordigheid van Anna Karenina. Wronsky wist, dat nu het voorname
gezelschap zich levendig bezig hield met het huwelijk van bovengenoemde
jonge dame, tot wier verloving met een door een ongelukkige ziekte
mismaakt en aan den drank verslaafd mensch haar ouders hun toestemming
hadden gegeven, omdat de vader van den bruidegom een zeer hooge,
invloedrijke betrekking bekleedde; en heden vertoonde de bruid zich
voor het eerst met haar verloofde in het publiek. Maar hij bemerkte,
dat het opzien, dat Anna's verschijning baarde, nog grooter was,
en dat al het glimlachen en schouderophalen, alle geestige zetten en
teekenen van verbazing op haar gemunt waren. Hij had Anna nog niet
bemerkt, maar hij zag met opzet niet naar haar plaats. Aan de richting
van ieders blik zag hij, waar hij haar zoeken moest. Hij was op het
ergste voorbereid. Hij zocht met de oogen naar Alexei Alexandrowitsch;
maar deze was heden gelukkig niet in den schouwburg.
"Hoe weinig is er van den militair in u overgebleven!" zeide
Serpuchowsky: "Een diplomaat, een kunstenaar of iets dergelijks."
"Ja, na mijn terugkomst heb ik den frak aangetrokken," antwoordde
Wronsky lachend en haalde langzaam zijn tooneelkijker te voorschijn.
"Daarin benijd ik u. Wanneer ik uit het buitenland terugkeer en dit
aandoe," hij raakte zijn epaulet aan--"dan betreur ik mijn vrijheid."
|