het gymnasium zou komen, moest voor dien tijd in
dezen zomer nog al zijn lessen herhalen.
Dolly had reeds altijd in Moskou met haar zoon Latijn gewerkt,
en toen zij nu bij de Lewins gekomen was, had zij het zich tot een
regel gemaakt, ten minste eenmaal daags de moeielijkste Latijnsche
thema's en rekenkundige voorstellen met hem te repeteeren. Lewin
had aangeboden dit voor haar te doen; maar toen de moeder eens zijn
onderwijs had aangehoord, bemerkte zij, dat hij anders onderwees dan
de leeraar in Moskou.
Eenigszins verlegen, omdat zij Lewin niet beleedigen wilde, antwoordde
zij hem toch vastberaden, dat er precies naar het boek gerepeteerd
moest worden, zooals de onderwijzer gewoon was, en dat het beter was,
dat zij dit zelf deed.
Het verdroot Lewin, dat Stipan Arkadiewitsch uit louter traagheid
niet zelf over het onderwijs zijner kinderen waakte, maar dit aan de
moeder overliet, die toch van het onderwijs, dat zij geven moest,
zelf niets begrijpen kon. Daarom beloofde hij zijn schoonzuster,
geheel in haar geest en in dien van den leeraar te onderwijzen, hoewel
hij het volstrekt niet met deze methode eens was, en hij ging voort
zich met Grischa bezig te houden. Maar hij vergat somtijds den tijd
en zoo ook heden.
"Neen, Dolly, blijf zitten. Terstond zal alles in orde zijn!" zeide
hij en nam het boek. "Alleen wanneer Stiwa komt en wij op de jacht
mochten gaan, zal ik het uur verzuimen." En hij ging naar Grischa.
Intusschen had ook Warenka op dezelfde wijze tot Kitty gesproken. Zij
wist zich ook in het gelukkige, comfortabele huis van Lewin nuttig
te maken.
"Blijf gij zitten, Kitty, voor het avondeten zal ik zorgen," zeide
zij en ging naar Agasija Michailowna.
"Ja, ja, maar waarschijnlijk zullen er geen kuikens te krijgen
zijn. Dan moeten wij van ons eigen...." zeide Kitty.
"Zeer goed, wij zullen alles met Agasija Michailowna overleggen!" En
Warenka verdween.
"Welk een net meisje!" zeide de vorstin.
"Meer dan net, mama," zeide Kitty, "zij is er een, zooals er geen
tweede bestaat!"
"Dus gij verwacht Stipan Arkadiewitsch?" mengde zich Sergej Iwanowitsch
in het gesprek. "Twee meer verschillende zwagers zijn er niet," voegde
hij er fijntjes lachend bij; "de een levendig en als de visch in het
water, slechts in de gezellige kringen thuis, de ander, onze Kostja,
ook levendig, haastig en voor alles ontvankelijk, maar in gezelschappen
als verstijfd, of hij slaat om zich heen als een visch op het droge."
|