De
woorden: "altijd tegen acht uur...." waren hem niet ontgaan en
hij wist, dat men van zijn vader sprak en dat deze en zijn moeder
elkander niet mochten ontmoeten. Dit alles begreep hij, maar hij
kon niet vatten, waarom op haar gelaat schaamte en schrik stonden
uitgedrukt. "Zij heeft niets gedaan en is toch bang voor hem en
schaamt zich voor iets." Hij wilde een vraag doen, opdat hem dit
raadsel werd opgelost, maar dat mocht hij niet. Hij zag, dat zij leed
en dat deed hem pijn. Hij drukte zich zwijgend vast tegen haar aan
en zeide fluisterend:
"Ga nog niet heen; hij zal nog niet dadelijk komen."
Zij schoof hem van zich af om zoo te zien, of hij wist, wat hij zeide,
en aan de verschrikte uitdrukking van zijn gezicht bemerkte zij,
dat hij er zich niet alleen van bewust was, wat hij gezegd had, maar
dat hij ook nog scheen te vragen, wat hij van zijn vader moest denken.
"Serescha, liefste," zeide zij, "heb hem lief, hij is beter en edeler
dan ik, en ik ben schuldiger dan hij. Wanneer gij volwassen zijt,
zult gij dat alles inzien."
"Er is niemand, die beter is dan gij!" riep hij wanhopig weenend,
en haar met kracht om de schouders vattend, drukte hij haar met van
inspanning bevende handen tegen zich aan.
"Mijn hartje, mijn kleine!" zeide Anna zacht, als een kind schreiende.
Op dit oogenblik werd de deur geopend en Wassili Lukitsch trad
binnen. Achter de deur hoorde men schreden; de kindermeid fluisterde
verschrikt:
"Hij komt!" en reikte Anna haar hoed aan.
Serescha wierp zich op het bed terug en weende luid, terwijl hij
zijn gezicht met de handen bedekte. Anna nam deze handjes weg,
kuste nog eens zijn natte oogen en ging met snelle schreden naar de
deur. Alexei Alexandrowitsch trad haar te gemoet. Toen hij haar zag,
stond hij stil en boog het hoofd.
V.
Hoe vurig Anna ook verlangd had haar zoon weer te zien en hoewel zij
zich in alle opzichten daarop had voorbereid, had ze toch niet gedacht,
dat deze ontmoeting haar zoo zou aangrijpen. In het hotel teruggekeerd,
kon ze geruimen tijd niet begrijpen, waarom ze daar was.
"Ja, alles is weer voorbij en ik ben weer alleen," sprak ze in zich
zelf en zonder den hoed af te zetten ging ze op den stoel zitten,
die bij den haard stond. Met starenden blik keek zij naar de bronzen
pendule, die op de console tusschen de beide vensters stond.
De Italiaansche min bracht het kleine meisje en hield het Anna toe. Het
kleine, dikke, wel doorvoede kindje draa
|