nsky zich tot Anna wendende.
"Zeer gaarne, ik ga mijn hoed halen. Je zegt, dat het warm is?" zeide
zij op den drempel van de deur, terwijl zij zich tot Wronsky wendde
en op nieuw bloosde.
Wronsky begreep, dat Anna, niet juist wetende wie Golinitschef
was, zich zelf afvroeg, of zij wel den juisten toon jegens hem had
getroffen.
Hij zag haar lang en teeder aan en antwoordde: "Neen niet te warm."
Anna begreep, dat hij over haar tevreden was, en hem met een glimlach
antwoordende, verwijderde zij zich met haar vluggen en bevalligen tred.
De vrienden zagen elkander met een zekere verlegenheid aan;
Golinitschef als iemand, die gaarne zijn bewondering zou willen
uitdrukken, maar het niet durft, Wronsky als iemand, die een compliment
verlangt, maar het toch vreest.
"Je hebt je dus hier gevestigd?" zeide Wronsky, om het een of andere
gesprek te beginnen. "Houdt ge u altijd met dezelfde studien bezig?"
"Ja, ik schrijf het tweede deel van _Deux Origines_," antwoordde
hij bij deze vraag geheel oplevende, "of, om juister te spreken,
ik verzamel de stof en maak die gereed. Het zal veel grooter worden
dan het eerste deel. Men wil bij ons in Rusland maar niet begrijpen,
dat wij de opvolgers zijn van Byzantium...." En hij begon een lange
dissertatie.
Het maakte Wronsky verlegen van dit werk niets te weten, waarvan de
schrijver sprak als van een bekend boek, maar naarmate Golinitschef
zijn denkbeelden ontwikkelde, begon hij er belang in te stellen,
hoewel hij met leedwezen de zenuwachtige opgewondenheid bemerkte,
die zich van zijn vriend meester maakte. Zijn oogen begonnen vuur
te stralen toen hij de argumenten van zijn tegenstanders weerlegde,
en zijn gelaat nam een toornige en pijnlijke uitdrukking aan.
Wronsky herinnerde zich Golinitschef in het page-corps; hij was toen
klein van gestalte, maar vol vuur en leven; een goede jongen, bezield
door edele gevoelens en altijd de eerste in zijn klasse. Waarom was
hij zoo prikkelbaar geworden? Wronsky kreeg bijna medelijden met hem.
Golinitschef, die vol was van zijn onderwerp, bemerkte niet eens,
dat Anna was binnengekomen. Deze bleef in wandeltoilet en met een
parasol in de hand bij de sprekenden staan, en Wronsky was blijde,
dat hij het oog van den strakken en koortsachtigen blik van den
spreker kon afwenden om het met welgevallen te doen rusten op de
elegante gestalte van de vrouw, die hij liefhad.
Het kostte Golinitschef eenige moeite zich zelf weer meester te
word
|