deren dan zooals ik hem opvat,"
zeide Michailof met een donkeren blik.
"In dat geval moet gij een gezichtspunt verontschuldigen, dat mij
eigen is; uw schilderij is zoo schoon, dat deze opmerking haar niet
zou kunnen benadeelen.... Laten we Iwanof dan eens als voorbeeld
nemen. Waarom verlaagt hij Christus tot een gewone historische
figuur? Dan kondt gij ook wel een nieuw onderwerp vinden, dat minder
afgesleten is."
"Maar indien dat onderwerp voor de kunst het verhevenste van alle is?"
"Als men zoekt zal men wel iets anders vinden. Over de kunst valt
volgens mij niet te twisten; nu moet men voor de schilderij van Iwanof
de vraag stellen: is het een God? en de eenheid van den indruk gaat
aldus verloren."
"Waarom dat? Het schijnt mij toe, dat verlichte menschen deze vraag
niet meer stellen moeten," antwoordde Michailof.
Golinitschef was niet van deze meening en zich sterk gevoelende door
de onwrikbaarheid zijner overtuiging versloeg hij den schilder in
een discussie, waarbij deze zich niet wist te verdedigen.
XXX.
Anna en Wronsky, die zich ergerden aan het geleerd gebabbel van hun
vriend, wisselden blikken van verveling; zij kwamen er eindelijk toe,
alleen het bezoek in het atelier voort te zetten en stonden voor een
kleine schilderij stil.
"Welk een juweeltje! hoe bekoorlijk!" zeiden zij als uit een mond.
"Wat zou hun zoo bevallen?" dacht Michailof. Hij had dit stukje,
dat hij voor drie jaren geschilderd had, volkomen vergeten. Als eens
een doek voltooid was, bezag hij het niet gaarne meer, en hij had dit
slechts ten toon gesteld, omdat een Engelschman het wenschte te koopen.
"Het is niets; een oude studie," zeide hij.
"Maar het is uitstekend!" hernam Golinitschef, die zich geheel door
de bekoorlijkheid der schilderij liet meesleepen.
Twee kinderen waren aan het hengelen in de schaduw van een
boom. Het oudste, dat geheel in zijn werk verdiept was, trok zijn
hengel voorzichtig uit het water; het jongste, dat in het gras lag,
ondersteunde zijn blond, verwaaid hoofd met zijn hand, terwijl hij met
zijn groote, peinzende oogen in het water staarde. Waaraan dacht hij?
De geestdrift door dit stuk verwekt, deed Michailof op nieuw ontroeren,
maar hij vreesde nuttelooze herinneringen aan het verledene en wilde
zijn gasten naar een derde schilderij geleiden. Wronsky mishaagde hem
door te vragen, of de studie te koop was; deze kwestie van geld scheen
hem ongepast en hij antwoordde, terwijl hij he
|