r in staat den aandrang van verachting
en leedvermaak af te weren, waarvan hij ook duidelijke sporen op de
gezichten van Karnej, van den boekhouder en van allen, die hij deze
twee dagen ontmoet had, bemerkte. Hij besefte, dat deze minachting
niet was ontstaan, omdat hij slecht was, maar omdat hem een onteerend,
afschuwelijk ongeluk had getroffen; zij werden onmeedoogend tegen
hem, omdat zijn hart was gebroken; de eenige uitkomst was zijn wond te
verbergen en instinctief had hij dezer dagen getracht dat te doen. Maar
hij gevoelde zich tegen dezen ongelijken strijd niet meer opgewassen.
Zijn verslagenheid werd nog des te grooter, omdat hij geheel alleen
stond in zijn leed. Hij was als wees opgegroeid, als een van twee
broeders. Zijn vader had hij niet gekend, zijn moeder stierf, toen
hij tien jaar was. Het nagelaten vermogen was gering. Zijn oom, een
hoog staatsbeambte en voormalig gunsteling des overleden keizers,
liet hem opvoeden. Nadat hij het gymnasium en de hoogeschool met
onderscheiding had doorloopen, maakte hij door den invloed van zijn
oom snel carriere en gaf zich sedert geheel aan de bureaucratische
eerzucht over. Noch op de school noch op de universiteit had hij
vriendschappelijke betrekkingen aangeknoopt. Zijn broeder was voor
hem zijn naaste vriend, maar deze bevond zich, in dienst van het
ministerie van buitenlandsche zaken, steeds in het buitenland, waar
hij kort na Alexei Alexandrowitsch's bruiloft gestorven was.
Gedurende den tijd, dat Karenin gouverneur eener provincie was, bracht
een tante van Anna, een rijke en aanzienlijke dame dezer provincie,
haar nicht met den gouverneur, die toen reeds niet jong meer was,
te zamen en bracht hem tot zulk een verhouding tot haar, dat hij
zich verklaren of de stad verlaten moest. Alexei Alexandrowitsch had
destijds lang gewankeld. Er spraken evenveel gronden tegen als voor
zulk een stap, als de tante wenschte. Maar deze gaf hem door goede
vrienden te kennen, dat hij Anna gecompromitteerd had en dat zijn
eer van hem eischte een aanzoek te doen. Hij deed dit en schonk zijn
bruid en daarna zijn vrouw al het gevoel, waarvoor hij vatbaar was;
deze neiging, die hij Anna toedroeg, vervulde zijn geheele hart en
verdrong daaruit de laatste behoefte aan hartelijke betrekkingen met
andere menschen. En zoo had hij in den geheelen kring zijner bekenden
niemand, die met hem in nauwe betrekking stond.
Het meest was hij nog verbonden met zijn kanselarijchef en met zijn
huisd
|