est en voor een oogenblik vergat zij geheel, waarom zij gekomen was.
"Wil u zoo goed zijn een oogenblik te wachten," zei Kapitonitsch en
nam haar den pelsmantel af. Toen zag hij haar in 't gezicht, herkende
haar en maakte zwijgend een diepe buiging.
"Wees zoo goed binnen te treden, excellentie!" zei hij hierop.
Zij wilde spreken, maar de stem begaf haar. Zij zag den oude met een
smeekenden blik aan en ijlde met snelle, lichte schreden de trap
op. Dewijl hij zich ver voorover boog en de pantoffels verloor,
liep Kapitonitsch haar na om haar in te halen.
"Misschien is de onderwijzer daar nog niet gekleed, ik wil hem
zeggen...." Maar Anna klom verder de haar wel bekende trap op, zonder
iets te verstaan van hetgeen de oude zeide.
"Hier, links, excellentie! Hij woont nu in de oude hoekkamer," zeide
de portier hoestend; "ik zal eens gaan zien!" ging hij voort en bleef
voor de hooge deur staan. "Uw excellentie zal het verontschuldigen,
dat er nog niet opgeredderd is." En hij verdween achter de deur,
om terstond weer te verschijnen: "Zij zijn juist wakker!"
Anna zag en hoorde niets om zich heen. Zij kon nauwelijks het geluk
bevatten, dat zij hem terstond zien zou. Maar op het oogenblik,
dat de deur weer door den portier geopend werd, hoorde zij een kind
geeuwen. Aan dit geluid herkende zij haar zoon en zij zag hem als
levend voor zich.
"Goed, goed! ga maar heen!" zeide zij en opende de deur.
De knaap zat in zijn bed met voorovergebogen lichaam en hield juist
met geeuwen op. Zijn lippen sloten zich tot een zalig, droomerig
lachje en toen legde hij zich weer langzaam en welbehagelijk neer.
"Serescha!" fluisterde zij bijna onhoorbaar en naderde hem. Dat was
hij, maar toch niet zooals zij hem zich had voorgesteld. Gedurende
hun scheiding en in haar vurig verlangen naar hem, had zij zich hem
als kind van vier jaren voorgesteld, toen zij hem het meest bemind
had. Nu was hij zelfs niet meer zoo, als toen zij hem verlaten had,
hij had zich van het vierjarig kind nog verder verwijderd en was
nog grooter en magerder geworden! Wat is dat? Hoe mager is zijn
gezicht en hoe kort is zijn haar! Hoe lang zijn zijn armen! Wat is
hij veranderd, sedert zij hem verlaten heeft! Maar hij was het toch,
hij, hij, hij! Dat was de vorm van zijn hoofd, dat waren zijn lippen,
zijn poezel halsje, zijn breede schouders!
"Serescha!" herhaalde zij.
Hij richtte zich weer in het bed op, wendde het hoofd naar beide
zijden, alsof hij iets zo
|