digheid tegenover haar hartstochtelijke,
rechtmatige teederheid voor haar zoon scheen haar zoo vreeselijk toe,
dat zij nu nog slechts toorn tegen anderen gevoelde en ophield zich
zelf aan te klagen.
"Deze koelheid is een verloochening van hun gevoel! Zij willen
mij alleen beleedigen en het kind martelen, opdat ik mij aan hen
onderwerp. Maar dit in geen geval! Zij zijn slechter dan ik, want
ik veins ten minste niet!" En terstond besloot zij morgen, op haar
zoons verjaardag, rechtstreeks naar het huis van haar man te rijden,
de bedienden om te koopen of te misleiden en het ging hoe het ging,
haar zoon te zien en dit afschuwelijk samenweefsel van leugens,
waarmee zij het kind omsponnen, voor hem te ontwarren.
Zij begaf zich naar een speelgoedwinkel, kocht wat speelgoed en
vormde haar plan. Zij wilde reeds 's morgens om acht uur, als Alexei
Alexandrowitsch zeker nog sliep, er heen rijden, geld in de hand
nemen om dit den portier en den bediende te geven en hun zeggen, dat
zij uit naam van een van Serescha's peetooms hem kwam gelukwenschen,
en dat haar uitdrukkelijk was opgedragen het speelgoed voor zijn bed
te zetten. Zij overlegde ook bij zich zelf, met welke woorden zij
haar zoon zou verklaren, waarom men hen gescheiden had.
III.
Den volgenden morgen om acht uur steeg Anna uit een huurkoets en
schelde aan de groote poort van haar vroeger huis.
"Ga eens zien, wat zij wil. Het is een dame," zei Kapitonitsch, die
nog niet gekleed was en op pantoffels en een haastig aangeschoten
jas door het venster de dame, die voor de deur stond, gewaar werd.
Nauwelijks had zijn helper, een jonge man, die Anna onbekend was,
de deur geopend, of zij trad binnen, nam uit haar mof een banknoot
van drie roebels en drukte hem die snel in de hand.
"Serescha, Sergej Alexeitsch!" stotterde zij en trad vooruit. Na een
blik op den banknoot geworpen te hebben, hield haar de helper van
den portier bij de tweede glazen deur staande.
"Wie verlangt u te zien?"
Maar zij hoorde en antwoordde niet.
Nu ging Kapitonitsch, die de verlegenheid der vreemde bemerkte,
zelf naar haar toe en vroeg, wat zij begeerde.
"Van vorst Skorodumof aan Sergej Alexeitsch!" antwoordde zij.
"Nog niet opgestaan," zei de portier en beschouwde haar
opmerkzaam. Anna had niet verwacht, dat de zoo geheel onveranderd
gebleven inrichting van de voorkamer in dit huis haar zoo zou
aangrijpen. Smartelijke en blijde herinneringen verdrongen zich in haar
ge
|