rleenen. Anna."
Alles in dezen brief verstoorde de gravin: de inhoud, het aanroeren van
Karenins edelmoedigheid en vooral de, naar haar meening, te vrije toon.
"Zeg, dat er geen antwoord is," zeide zij tot den bediende, opende
dadelijk haar schrijfportefeuille en schreef aan Karenin, dat zij
bepaald hoopte hem om een uur bij de felicitatie op het slot te
ontmoeten.
"Ik moet met u over een gewichtige en treurige zaak spreken;
waar? Zullen we daar de plaats bepalen? Het beste zou zijn bij mij aan
huis, waar ik de thee voor u zal gereed hebben. Maar het is volstrekt
noodig. Hij legt het kruis op, maar Hij geeft ook de kracht om het
te dragen," voegde zij er bij om hem een weinig voor te bereiden.
De gravin schreef gewoonlijk elken dag twee of drie briefjes aan
Alexei Alexandrowitsch. Zij hield van deze wijze van mededeeling,
daar zich hierin iets geheimzinnigs met elegance verbond, wat anders
in haar persoonlijke relatien geheel ontbrak.
XXXVII.
De receptie op het slot was voorbij. De vertrekkenden, die elkander
ontmoetten, spraken over het nieuws van den dag, over de laatst
verleende orden en onderscheidingen en over de verplaatsingen onder
de hoogere beambten.
Alexei Alexandrowitsch zag verstrooid onder de menigte rond en ging
naar de deur, in welker nabijheid hij de gravin hoopte te ontmoeten.
"Wat zijn zij allen sterk en gezond," dacht hij, terwijl zijn blik viel
op een forschen kamerheer met zorgvuldig onderhouden baard en op den
rooden hals van een in uniform gepersten vorst, dien hij voorbijging.
Langzaam voorbijgaande groette hij met de hem eigen waardigheid en
afgemat uitzicht deze beide heeren, die juist van hem spraken, en
zocht met de oogen Lydia Iwanowna.
"Ah, Alexei Alexandrowitsch!" sprak een oud heer in een met
goud overladen uniform, terwijl hij boosaardig met de oogen
pinkte en een koele buiging maakte. "Ik heb u nog in het geheel
niet gefeliciteerd!" en wees daarbij op het nieuwe lint der
Alexander-Newsky-orde.
"Ik dank u," antwoordde Karenin.
"Wat is dat vandaag een heerlijke dag," zeide de staatsman, den
klemtoon op het woord _heerlijk_ leggend.
Dat allen hem uitlachten, wist Karenin; maar hij had van hen ook
niets anders dan vijandschap verwacht en was daaraan gewoon.
Eindelijk zag hij de scherp uitstekende schouders van gravin Lydia,
die juist de deur uitkwam en met haar schoone, heldere oogen hem
zocht. Hij lachte even en ging haar te gemoet.
Onder de spi
|