h had er niets tegen,
en derhalve was hij met zijn broeder Alexei bij Anna binnengetreden.
In zijn broeders tegenwoordigheid en ook in die van anderen sprak
Wronsky Anna steeds met u aan, maar veronderstelde toch, als iets
dat van zelf sprak, dat hij hun verhouding kende, en zij spraken er
ook van, dat Anna zich naar Wronsky's landgoed zou begeven.
Ondanks zijn wereldkennis dwaalde Wronsky toch zeer in de beoordeeling
zijner positie. Men zou meenen, dat hij het inzag, dat de hoogere
kringen voor hem en Anna gesloten waren; maar nu kwamen in zijn
hoofd allerlei denkbeelden op, dat dit vroeger wel het geval zou
zijn geweest, maar dat men echter bij den tegenwoordigen vooruitgang
(onbewust was hij nu een aanhanger van elken vooruitgang geworden)
wel van meening veranderd zou zijn, en dat het volstrekt nog niet
uitgemaakt was, of de groote wereld haar op zou nemen of niet; van
het hof zouden zij natuurlijk uitgesloten blijven, maar alle andere
menschen zouden het zoo beschouwen en zoo handelen, als hij zelf.
Eenige uren kan men de voeten wel in een ongemakkelijke houding
onder zich houden, wanneer men zich bewust is, dat niets belet deze
houding te veranderen; wanneer iemand echter weet, dat hij in deze
ongemakkelijke houding blijven _moet_, dan zal hij met de beenen
trekken en er aanvallen van kramp in bemerken en naar die richting
stooten, waarin hij ze zou wenschen uit te strekken. Dit gevoel had
Wronsky nu tegenover de hoogere kringen. Hoewel hij in den grond
van zijn hart zeer goed wist, dat deze nu voor hem waren gesloten,
wilde hij toch eens zien, of zij intusschen niet veranderd waren en
hen ontvangen wilden. Maar hij bemerkte spoedig, dat, evenals bij
het spel van de kat en de muis, de kringen zich voor hem persoonlijk
openden, maar de handen, die voor hem waren opgeheven, zonken terstond
voor Anna.
Een der eerste dames uit de Petersburger groote wereld, die Wronsky
begroette, was zijn nicht, vorstin Betsy.
"Dus eindelijk!" riep zij hem van vreugde stralend toe. "En Anna? Hoe
verheugt het mij! Waar logeert ge? Ik kan mij voorstellen, hoe
vreeselijk vervelend het u nu na uw interessante reis in Petersburg
moet voorkomen. Ik kan mij uw wittebroodsweken in Rome voorstellen! Hoe
staat het nu met de scheiding? Heeft die plaats gehad?"
Wronsky bemerkte, hoe haar geestdrift verminderde, toen zij vernam,
dat dit nog niet het geval was.
"Men zal daarom wel een steen op mij werpen, dat weet ik," zeide zij,
"m
|