herinnerde hij zich haar plotseling en bad met zijn eigen woorden,
dat zij morgen, als hij jarig was, mocht ophouden zich te verbergen
en weer bij hem mocht komen.
"Wassili Lukitsch, weet u, wat ik nog meer gebeden heb? Wat in 't
geheel niet bij het gebed behoort?"
"Vlijtiger te leeren?"
"Neen."
"Om een stuk speelgoed?"
"Neen, u zal het toch niet raden. Iets zeer schoons, een geheim. Als
het komt, zal ik het u zeggen. Raad u het niet?"
"Neen, dat kan ik niet raden. Zeg het maar," zeide Wassili Lukitsch
en lachte, wat hem zelden gebeurde. "Nu moet je gaan slapen, ik doe
het licht uit."
"Zonder licht zie ik datgene, waar ik om gebeden heb nog
duidelijker. Zooeven had ik u mijn geheim bijna verraden," hernam
Serescha en lachte vroolijk.
Nadat het licht was uitgedaan, zag en voelde Serescha zijn moeder. Zij
stond naast hem en liefkoosde hem met haar blikken. Maar daarop
verschenen er windmolens, pennemessen, alles verwarde zich en vloeide
ineen en hij sliep in.
VIJFDE BOEK.
I.
Toen Wronsky en Anna uit het buitenland teruggekeerd en in Petersburg
aangekomen waren, hadden zij in een der Russische hotels hun intrek
genomen, Wronsky op de eerste verdieping, Anna met het kind, de min
en een dienstmeisje op de tweede, waar zij vier kamers bewoonde.
Den eersten dag na hun aankomst was Wronsky naar zijn broeder
gereden. Hij trof daar zijn moeder aan, die voor zaken naar Moskou
gekomen was. Zij en zijn schoonzuster ontvingen hem als altijd, zij
spraken over zijn reis, over wederzijdsche bekenden, maar roerden
met geen enkel woord zijn verhouding tot Anna aan.
Toen zijn broeder hem den volgenden morgen een tegenbezoek bracht,
vroeg hij ook naar Anna. Wronsky zei hem ronduit, dat hij hun
verhouding als die van echtgenooten beschouwde, en dat hij haar nog
hoopte te overreden zich van haar man te laten scheiden, zooals deze
haar had aangeboden; dan zou hij haar kunnen trouwen, maar reeds nu
beschouwde hij haar als zijn wettige vrouw en verzocht hem, dit zijn
moeder en zijn schoonzuster te willen mededeelen.
"Of de wereld dit goed- of afkeurt, is mij onverschillig," had hij
gezegd, "maar wanneer mijn bloedverwanten met mij willen omgaan
als met een familielid, dan moeten zij ook mijn vrouw als zoodanig
beschouwen." Gregoor, die altijd veel prijs stelde op de meening van
zijn jongeren broeder, wist niet recht, of dit goed of verkeerd was;
de wereld moest dat beslissen, maar hij voor zic
|