verdragen. "Hij zal u
steunen. Hij zal u helpen!"
In deze woorden openbaarde zich een ontroering over eigen verheven
gevoelens en een mystieke stemming, die zich sedert kort in Petersburg
deed gelden en die Karenin anders voor zeer overtollig hield; maar
nu was het hem toch aangenaam ze te hooren.
"Ja, u heeft gelijk! Ik ben zwak, ik ben vernietigd! Van alles heb
ik niets vermoed en ook nu begrijp ik niets."
"Mijn vriend!" hernam Lydia Iwanowna.
"Niet het verlies van hetgeen ik mis betreur ik, maar ik moet mij
over den toestand, waarin ik mij bevind, voor de menschen schamen."
"O, deze hebben niet de vrucht der vergeving in uw hart doen rijpen,"
zeide Lydia, de oogen weer dweepachtig naar boven slaande, "maar Hij,
die in uw harte woont,--en daarom moogt ge u voor hen niet schamen."
"Maar men moet alle bizonderheden kennen," hernam hij. "Des menschen
krachten hebben haar grenzen en deze heb ik bereikt. Heden moet ik den
geheelen dag hier in huis beschikkingen maken, die de gevolgen mijner
nieuwe, eenzame verlatenheid zijn. De dienstboden, de gouvernante,
de rekeningen.... Dit kleine vuur heeft mij zoo verbrand, dat ik tot
niets meer in staat ben. Des middags.... Gisteren was ik bijna van
tafel opgestaan.... Ik kon het niet uithouden, zooals mijn zoon mij
aanzag. Hij vroeg mij niet, wat dit alles beteekende, maar hij wilde
vragen en ik kon zijn blik niet uithouden...."
Hij wilde ook van de rekening, die men hem voorgelegd had, melding
maken, maar zijn stem beefde en hij moest ophouden. Aan deze rekening
van haar hoeden en linten, op het blauwe papier, kon hij niet denken
zonder schaamte en zonder medelijden met zich zelf.
"Ik begrijp dat, mijn vriend," zeide de gravin. "Ik begrijp u
volkomen. Bij mij zal u wel niet veel troost en hulp vinden, maar ik
ben ook slechts gekomen om u te helpen, als ik het kan. Als ik u maar
van al deze kleine, voor u vernederende zorgen kon bevrijden! Ik zie
het reeds: het woord eener vrouw, de beschikkingen eener vrouw zijn
hier noodig. Wil u mij dat overlaten?"
Alexei Alexandrowitsch drukte haar zwijgend en dankbaar de hand.
"Wij zullen ons te zamen met Serescha bezighouden. Ik ben wel in
practische dingen niet zeer ervaren, maar ik zal 't mij eigen maken,
ik wil uw huishoudster zijn. Dank mij niet, ik doe het om....'
"Ik moet u dankbaar zijn...."
"Maar, mijn vriend, aan dat gevoel, waarvan ge zooeven spraakt,
moogt ge u niet overgeven. U mag zich niet schamen voor
|