. De overstroomende en sentimenteele betuigingen
harer liefde had hij slechts met spot, zelfs met vijandschap
beantwoord, zoodat de menschen, die zijn goed hart kenden en tevens
meenden, dat de phantastische Fanny geen gebreken had, zich dat
volstrekt niet konden verklaren. Zij hadden zich niet laten scheiden,
maar haar man leefde niet met haar en bij elke ontmoeting bejegende
hij haar steeds met bitteren spot.
Zij had reeds lang opgehouden op hem verliefd te zijn, maar zij had
sedert niet opgehouden op iemand verliefd te wezen, somwijlen op meer
te gelijk, op vrouwen en mannen en schier op allen, die zich door
iets uitstekends onderscheidden. Zij was verliefd op alle nieuwe
prinsen en prinsessen van het keizerlijk huis, zij was verliefd
op den metropoliet, op een vicaris en op een anderen geestelijke;
zij was verliefd op een journalist, op een minister, op een dokter,
op een Engelschen zendeling en eindelijk op Karenin. Maar al deze
groote liefde, die nu sterker dan zwakker was, verhinderde haar niet
in de uitgestrektste en gecompliceerdste betrekkingen tot het hof en
de gezelschapswereld te staan.
Na het ongeluk, dat Karenin had getroffen, nam zij hem onder
haar bizondere bescherming en nadat zij zijn geheele huis had
ingericht, bemerkte zij, dat al haar vroegere en al haar overige
liefde niet de rechte was geweest, maar dat zij slechts en alleen
nu werkelijk op Karenin verliefd was. Terwijl zij haar gevoel
ontleedde en met het vroegere vergeleek, werd het haar duidelijk,
dat zij op Kommissarow volstrekt niet verliefd zou zijn geworden,
als hij het leven des keizers niet gered had, en niet op Ristitsch,
als het Slavische vraagstuk er niet geweest was, dat zij echter
Karenin om zijn zelfs wil lief had uithoofde van zijn verheven door
anderen niet gewaardeerde beginselen, uithoofde van den lieven toon
zijner stem met de lange klemtonen, uithoofde van zijn matten blik,
uithoofde van zijn karakter en van zijn witte handen met gezwollen
aderen. Zij was niet slechts verheugd als zij hem ontmoette, maar
zij bespiedde ook den indruk, dien zij op hem maakte. Zij trachtte
hem niet slechts met haar woorden te bevallen, maar met haar geheele
persoonlijkheid. Om zijnentwil maakte zij nu meer werk van haar toilet,
dan ooit te voren. Zij bloosde, als hij in de kamer kwam, zij kon ook
een lachje van genoegen niet weerhouden als hij haar iets aangenaams
zeide. Zij betrapte zich zelfs op de gedachte, hoe het wel zijn zou,
als zij
|