t voorhoofd fronste:
"Zij is tot verkoop tentoongesteld."
Toen de bezoekers vertrokken waren, ging Michailof voor zijn schilderij
van Christus en Pilatus zitten, en ging in zijn geest alles na,
wat door hen gezegd en te kennen gegeven was. Het was vreemd! de
opmerkingen, die zoo gewichtig schenen in hun tegenwoordigheid en
wanneer hij zich zelf op hun standpunt plaatste, verloren nu alle
beteekenis. Terwijl hij zijn werk met zijn kunstenaarsblik onderzocht,
herkreeg hij de volle overtuiging van zijn volkomenheid en hooge
waarde, en geraakte bijgevolg weer in een stemming, die noodig was
om zijn arbeid voort te zetten.
Het been van Christus, dat het verst af was, had echter toch een
gebrek; hij nam zijn palet en terwijl hij dit gebrek wegnam, bezag
hij op den achtergrond het hoofd van Johannes, dat hij beschouwde
als het toppunt van volmaking en dat de bezoekers zelfs niet hadden
opgemerkt. Hij trachtte hieraan ook nog iets bij te werken, maar om
goed te arbeiden moest hij minder bewogen zijn en den juisten middelweg
vinden tusschen koelheid en geestdrift. Voor het oogenblik beheerschte
hem zijn ontroering; hij wilde zijn schilderij bedekken, maar hield
hiermede een oogenblik op, terwijl hij het gordijn met de eene hand
omhoog hield, en glimlachte met verrukking tegen zijn Johannes.
Toen hij zich eindelijk met moeite aan zijn beschouwing had ontrukt,
liet hij het gordijn vallen en keerde vermoeid, maar gelukkig naar
huis terug.
Wronsky, Anna en Golinitschef kwamen vroolijk weer in hun palazzo aan,
terwijl zij over Michailof en zijn schilderijen spraken. Het woord
_talent_ kwam dikwijls in hun gesprek voor; zij verstonden daardoor
niet alleen een aangeboren, bijna physieke gave, onafhankelijk van
geest en hart, maar nog iets meer, dat zij niet door woorden konden
weergeven.
"Talent," zeiden zij, "zeker, dat heeft hij, maar dit talent is door
te weinig geestelijke vorming niet genoeg ontwikkeld, een gebrek,
dat aan alle Russische kunstenaars eigen is."
XXXI.
Wronsky kocht de kleine schilderij en haalde zelfs Michailof over het
portret van Anna te maken. De kunstenaar kwam op den bepaalden dag en
begon een schets, die na afloop van de vijfde zitting Wronsky trof
door de gelijkenis en door een zeer fijn gevoel voor de schoonheid
van het model.
"Ik worstel al zoo lang zonder iets verder te komen," zeide Wronsky,
terwijl hij van zijn eigen portret van Anna sprak, "en hij heeft
haar slechts aan te
|