istus voor Pilatus,--Mattheus, hoofdstuk XXVII." Hij voelde zijn
lippen van ontroering beven en ging op zij om achter zijn gasten te
gaan staan. Gedurende de weinige seconden stilte, die nu volgden,
bezag Michailof zijn schilderij met een onverschilligen blik, als ware
hij een der bezoekers. Ondanks zich zelf verwachtte hij een afdoende
beoordeeling, een onfeilbare uitspraak van die drie personen, die
hij een oogenblik te voren nog zoo veracht had. Zijn eigen opinie,
zoowel als de onbetwistbare verdiensten, die hij sedert drie jaren aan
zijn werk had toegekend, vergetende, zag hij het nu met den koelen en
kritischen blik van een vreemde en vond er niets goeds meer in. Hoevele
der beleefd gehuichelde phrasen, die hij aanstonds zou hooren, zouden
verdiend zijn? Zouden zijn gasten geen gelijk hebben, als zij hem
beklaagden en bespotten, zoodra zij eenmaal vertrokken waren?
Deze stilte, die echter niet langer dan een minuut duurde, scheen hem
ondragelijk lang en, om haar te verkorten en zijn onrust te verbergen,
deed hij een poging om het woord tot Golinitschef te richten.
"Ik geloof, dat ik de eer gehad heb u te ontmoeten," zeide hij,
terwijl hij nu eens op Anna, dan weer op Wronsky onrustige blikken
wierp om niets te verliezen van het spel hunner gelaatstrekken.
"Zeker; wij hebben elkander bij Rossi ontmoet op dien avond, toen
die Italiaansche dame, de nieuwe Rachel, declameerde; herinnert ge
u?" antwoordde Golinitschef losjes, zijn blikken onverschillig van de
schilderij afwendende. Hij bemerkte echter, dat Michailof een woord
van waardeering verwachtte, en voegde er bij:
"Uw werk is zeer gevorderd sedert de laatste maal, dat ik het gezien
heb, en nu ben ik, evenals toen, zeer getroffen door uw Pilatus. Men
ziet in hem den goedhartigen, zwakken man, die niet het minste begrip
heeft van de beteekenis zijner daad. Maar het schijnt mij...."
Het bewegelijk gelaat van Michailof verhelderde, zijn oogen
schitterden, hij wilde antwoorden, maar zijn ontroering belette het
hem en hij wendde een hoestbui voor. Deze opmerking van details, die
juist was, maar voor hem van weinig waarde, omdat hij Golinitschefs
kunstzin zeer gering achtte, vervulde hem toch met blijdschap.
Plotseling vatte hij genegenheid voor zijn gast op en ging eensklaps
van moedeloosheid tot geestdrift over. Plotseling herkreeg zijn
schilderij voor hem haar zoo samengesteld en diep leven.
Wronsky en Anna spraken fluisterend, zooals men op tentoonstell
|